Zijn veel besproken Wild duck en zijn brutale Thyestes vielen in de smaak en waren te zien tijdens de laatste edities van het Holland Festival. De Australische regisseur Simon Stone is terug in Nederland, ditmaal met een gastregie bij Toneelgroep Amsterdam. Zijn bewerking van Medea is een bijzonder eigentijdse tragedie, een waarin de twee kinderen van Medea een prominente rol hebben. Het werk van Stone zit dicht op de huid van het publiek, het maakt zijn stukken uiterst toegankelijk.

Stone’s Medea is een voormalig hoofdlaborante, die haar carrière heeft ingeruild voor het moederschap, haar man bijstaat in zijn loopbaan, maar geconfronteerd wordt met overspel. Het stuk vangt aan als Anna terugkeert na een opname in een psychiatrische inrichting, vol hoop dat het allemaal nog goed komt. Maar daar is geen sprake van, al is het ook de wens van de kinderen. We zijn getuigen van de weken erna, waarin zich het drama afspeelt met het desastreuze einde. Stone baseerde zijn bewerking op een waargebeurd Amerikaans verhaal uit 1995. De jonge regisseur, amper dertig, schrijft zijn stukken tijdens de repetities samen met zijn acteurs, wat niet wegneemt dat hij in deze bewerking dicht bij de verhaalstructuur van Euripides’ origineel blijft.

In eerdere stukken van Stone zat het publiek bovenop de spelers, ditmaal is de publieksopstelling traditioneel. Het stuk vangt aan met een projectie van de titel op een strakke, witte wand op het voortoneel. Dan schuift een deel van de wand omhoog en nemen we een grote witte ruimte waar, waarin het toneel vele malen groter lijkt dan het werkelijk is, een knap ontwerp van de Australische scenograaf Bob Coussins. Terwijl de kinderen, met laptop, op het voortoneel ‘hangen’ vindt achter hen de ontmoeting plaats tussen Anna (Marieke Heebink) en haar man Lucas (Aus Greidanus jr.). De zojuist naar boven geschoven wand laat gefilmde close-ups zien van Anna, rimpels tekenen zich af in haar gezicht. Het zijn niet alleen deze vormingrepen die het filmische aspect ademen van deze voorstelling en het publiek meezuigen in het verhaal. Stone’s werk heeft altijd iets filmisch. Alles draait om de acteurs en hun hyperrealistische, ingeleefde spel, een stijl die de acteurs van Toneelgroep Amsterdam naadloos past.

Het filmisch realisme wordt ook benadrukt door de betekenis van een reeks kleine, relatief onbeduidende zaken die in de regie worden uitvergroot, zoals het wiebelende ontbijt op een dienblad of een wankelende Anna als ze bijna omver gereden wordt door haar kinderen, die met een rotgang over de toneelvloer glijden in bureaustoelen. Het is de spontane onbevangenheid van deze kinderen, die het drama lucht geven. ‘Vind je pap dan geen slappeling?’ ‘Ik vind pap oke’ of, als Anna laveloos in bed ligt na teveel drank en ze te laat op school dreigen te komen: ‘Als jij het glas water over haar gooit mag je twee weken mijn playstation lenen.’ De casting van kinderen is niet nieuw voor Stone en het moet gezegd; het is alsof Bo Emmens en Stijn Scheen, die de twee jongens vertegenwoordigen tijdens de première, al jarenlang acteren. De opnames van de documentaire voor het schoolwerkstuk van een van de jongens krijgen een cruciale rol in het drama, waarin ook de baas van Lucas (Bart Sleegers), tevens voormalig werkgever van Anna, en zijn dochter Clara c.q. de nieuwe geliefde van Lucas (Gaite Jansen) een aandeel hebben. In dit herkenbare familiedrama vinden ook zij aan het eind de dood.

Een indringende muziekcompositie begeleidt het stuk van begin tot eind en de regie is pakkend. Scherpe dialogen snijden elkaar, soms letterlijk, kruislings, op het immens lege, witte toneel waar de donkere as in het tweede deel langzaam naar beneden dwarrelt (een verwijzing naar het waargebeurde verhaal). Twee bijrollen zijn er voor Fred Goessens en de Vlaamse Evgenia Brendes, maar net als de hoofdpersonen zijn ook deze karakters weinig uitgediept. Ternauwernood weet Stone aan de clichés van de soap te ontkomen. En hoewel het einde voorspelbaar is en Medea – een uitstekende op het lijf geschreven rol van Heebink – zichzelf in haar eindmonoloog toch enigszins herhaalt, slaat het kippenvel toe. Vooral bij het filmische eindbeeld, dat Brendes zo mooi toelicht vanuit het perspectief van de radeloze achterblijver.

Foto: Sanne Peper