Het Kremlin heeft hij nog nooit gezien. Al die keren dat hij – nuchter of met een kater – Moskou doorkruiste op zoek naar het Kremlin, kwam hij steevast uit bij het Koerskstation. In de deliriumnovelle Moskou op sterk water van Venedikt Jerofejev volgen we de alcoholistische Venitsjka in de trein van Moskou naar Petoesjki – onderweg naar zijn lief en zoontje. De Warme Winkel gebruikt dit boek voor een curieuze theaterbewerking.

Wie denkt dat Vincent Rietveld en Ward Weemhoff dit boek braafjes naar toneelscènes zullen omvormen, heeft het genadeloos mis. Door uitentreuren de mijmeringen van Venitsjka tijdens zijn vergeefse onderneming te laten horen, ervaart het publiek zelf aan den lijve de verschillende stadia van kater en dronkenschap – van de tergende traagheid van een doordenderende kater, via de stroomversnelling van de ontluikende dronkenmansroes tot de volslagen richtingloosheid van het delirium. We eindigen ruim vierenhalf uur later in een zeer onwelkome staat van ontnuchtering – snakkend naar, jawel, een opkikkertje.

Gelukkig is er wodka.

Aangekomen op de geheime plek waar deze literaire voorstelling zich afspeelt – locatie krijg je van tevoren per sms – zit Rietveld al in benevelde dronkemanstoestand in een hoekje op een stoel, ergens tussen slapend en wakker in. Het handjevol toeschouwers – een stuk of vijfentwintig – verzamelt zich op houten stoeltjes voor het podium. Dan staat Rietveld onvast op – loopt naar de lessenaar waar een exemplaar van Jerofejevs drankboek ligt (en een glas wodka ernaast) en begint voor te lezen. Tergend langzaam, met extreem lange pauzes tussen zinnen en woorden, half onverstaanbaar en gespeend van enige dynamiek of variatie. Zo murmelt hij zijn dronkemansmijmeringen voor zich uit, zijn blik niet op het publiek gericht, maar steevast op het boek waaruit hij voordraagt.

Dit gaat twee lange, lange uren zo door.

Op weg naar het station is dit personage, bevangen van kater en vlagen van misselijkheid, eigenlijk vooral met twee dingen bezig: wat en waar hij eerder gedronken heeft, en wat hij in de nabije toekomst drinken zal. Hij wordt de stationsrestauratie uitgesmeten, maar weet in wat winkeltjes toch nog een voorraadje in te slaan om zijn treinreis draaglijk te maken. Bewapend met een koffertje met twee flessen Koebanski wodka, twee kwartlitertjes Rossijski wodka en een fles zoete rosé belandt hij in de coupé. Dan duurt het nog even voordat de drank zijn werk doet – het is vooral zaak om de boel niet meteen uit te kotsen. Maar uiteindelijk begint de alcohol in te slaan, en ‘in het volle besef van alle grootse dingen die nog komen gaan’ stuurt Rietveld ons de pauze in.

Wodka voor iedereen.

Was het voor de pauze even fascinerend als ergerlijk, na de pauze wordt het ronduit raar. Het delirium kickt in en in de treincoupé worden bizarre gesprekken gevoerd – die op verrassende wijze, voor en met het publiek, worden vormgegeven. De voorstelling krijgt inderdaad een welkome stroomversnelling als de beneveling inslaat – alhoewel je het begrip tempo nog altijd met een goeie korrel zout mag nemen. (Het zwevende hoofd van) Ward Weemhoff als de kwaadaardige geestverschijning die het personage bizarre raadsels oplegt, is het hoogtepunt van deze dronkemansdramaturgie.

Rietveld beheerst de dronken verteltechniek werkelijk prachtig: consequent onvast, met uitschieters waar ze niet horen en bij vlagen met een halfslachtige, van dronkemanssentiment omgeven passie. De boog die het personage doormaakt, en wij met hem, is ronduit vervelend: het uitgerekte wachten tot de kater plaatsmaakt voor dronkenschap, en de leegheid die zich tentoonspreidt als dat eenmaal is gebeurd is, om het maar even simpel te zeggen, werkelijk om te janken. Tegen het eind van de voorstelling zegt het personage iets in de trant van ‘als elke vrijdag zo gaat, ga ik me op donderdagavond verhangen.’ De ellende is dat hij deze onderneming, zoals hij ons eerder vertelde, inderdaad elke vrijdag maakt.

Wodka.

Moskou op sterk water is een compromisloze theaterbewerking geworden, even prachtig als onuitstaanbaar. De Warme Winkel benadert de relatie tussen het publiek en zijn theatervoorstelling als die van de alcoholist tot zijn toevlucht in de drank: als een bij voorbaat mislukte poging te ontsnappen aan de realiteit. Een kortstondige staat waarin alles mogelijk is, steevast omgeven door die immens treurige, uitzichtloze werkelijkheid. Proost daarop.

Blijkbaar, zo vertrouwde spreekstalmeester/ober/treinconducteur/gastacteur Carel Helder ons toe, waren wij het eerste publiek dat na de pauze nog in volledige bezetting op de banken zat. Toegegeven, het is een lange, taaie reis – zonder twijfel een van de vervelendste voorstellingen die ik dit seizoen gezien heb – maar tegelijkertijd het uitzitten waard.

Foto: Sofie Knijff


Luister hier naar de podcastrecensie die Luc de Groen van Moskou op sterk maakte maakte voor De Theaterpodcast.