Gepingel op een piano klinkt er, ergens vandaan. Het is net begonnen zegt iemand van Julidans bij de entree. De inmense studio aan de Lijnbaansgracht in Amsterdam, tussen Melkweg en schouwburg in, heeft een glazen pui naar de straat en een houten vloer die ongeschilderd lijkt, geen licht kaatst, dof en zacht oogt. Hij wordt vaker gebruikt door Julidans voor voorstellingen die het publiek mee op de vloer vragen en zo de vaste relatie tussen publiek en performance opengooien.

Ik vlij mij neer met een dekentje onder mijn billen. De vloer is leeg, al liggen er wat dingen, niet echt noemenswaardig, nog een dekentje bijvoorbeeld. Langs de muren staan meer dingen, kamerlampen, forse rollen pakpapier, een enorme kantoorstoel. Tussen mij en mijn buurvrouw ligt een metalen doos, A4-formaat, die ‘erbij’ hoort maar niet gebruikt zal worden, en dus voor de meeste mensen ongezien zal blijven. Zichtbaarheid en onzichtbaarheid, hoe we aandacht geven als toeschouwers, is vanaf het eerste moment dat ik binnenga in MIKE een onderwerp.

Het duurt even voordat ik Dana Michel ontwaar. Ze zit net als het publiek tegen de muur. Ze is in ouderwetse mannenkleding gehuld, dandy-achtig, maar ook werkmans. Wat ooit strak geweven wollen stof was, bestendig tegen weer en wind, kou en andere ontberingen -tweed- is nu afkomstig van een of andere slimme vezel en vast ook onverslijtbaar. Onder de donkergroene body en de broek met steekzakken heeft Michel een witte coltrui aan en witte kniekousen, die ze echter maar half heeft aangetrokken. De uitstekende sokken geven haar iets van een clown mee, naast het jongensachtige en brave van de witte coltrui.

Er is veel gehannes. Dana poetst haar tanden, loopt naar buiten, loopt naar binnen, steekt de vloer over, staat soms stil om iets te voelen in de ruimte of uit te meten. De indirecte manier waarop ze de aandacht weet vast te houden, intrigeert zodanig dat je bijna zou vergeten te kijken naar waar ze mee bezig is. De gaten die vallen zijn lang, de leegte is comfortabel, maar groeit ook. Uitstel en aarzeling, onnavolgbare bedenkingen en plotse actie die nooit lang duurt, worden een vorm op zich.

Het staat in schril contrast met de meeste voorstellingen op Julidans, of welk ander dansfestival dan ook, die zich juist onderscheiden door intense fysieke investeringen. Het gestamp van de voorstelling C A R C A Ç A elders in het gebouw dreunt door tot in de studio, waar het heel vaak heel erg stil is. Michel laat weliswaar heel wat verplichtingen los die met optreden te maken hebben, maar ze houdt onmiskenbaar de blik vast. Met enkele hoegenaamd terloopse gestes verbindt ze mensen en dingen met elkaar in de ruimte, in de tijd. Als ze al iets doet – eigenlijk is ze voortdurend bezig, ook al lijkt het niets – dan prikkelt ze ook altijd het oor met ritme en klank.

Toeschouwers worden luisteraars. Via het geluid strekt de zaal zich uit ver voorbij de muren van het gebouw en de voorbijgangers aan de andere kant van het glas. Er ontstaat een pijlloze ruimte. Michel is niet in staking, maar het uitstel en het voortreffelijke gehannes – het gepingel op de piano blijkt Für Elise door iemand die nauwelijks piano kan spelen, maar weldegelijk luistert naar wat ze doet – creëert een atmosfeer die niet alleen ontspant, maar ook de verwachtingen ombuigt. De langzame opeenvolging van gebaren levert een reeks taferelen op die poëtisch zijn, maar weinig prijsgeven over toedracht of intentie. De performance verdwijnt soms in wat er langs de wanden gebeurt bij de toeschouwers, of buiten op straat of achter in de vele ruimtes rondom de studio, die zichtbaar blijven, of zichtbaar worden gemaakt.

Michels witte headphones zijn gehoorbeschermers. Als ze af zijn, zet ze ze soms bijna op. Er zijn meer van die halve gebaren die herhaald worden. Het is alsof ze op zoek is naar een zone, een tussengebied. Ze bouwt een plek en vandaaruit langzaam ook een landschap waarvan je zou kunnen denken dat het een schuilplaats bevat of een huis en wegen daarvandaan. Een rode lamp, die doet denken aan wat boeren bij jonge biggen of kuikens ophangen, wordt een centraal punt. Is ze op zoek naar een incubatieplek, een plek om alsnog te verschijnen? Is haar handelen ondergronds of boven-? Soms voelt mijn theaterblik of die van anderen haast te veel. Alsof je alleen vanuit je ooghoeken naar het scharrelen kunt kijken, het anders teniet zou doen.

Wit papier, eerst bij het hoofd gehouden als een zakdoek, als het wissen van zweet of als een teken van tranen, wordt tot proppen geduwd die met Michel meereizen. Uit haar broekzak valt zo nu en dan een groot houten ding. Dat blijkt uiteindelijk een over-oversized Opinelmes te zijn, waarmee ze van een enorme rol papier stukken afsnijdt, nadat die gerold is, met het papier een weg banend over de vloer. Het mes is zo scherp dat het snijden van het vel geluid maakt. Het doet pijn aan mijn oren.

Michel wrijft vaak haar hoofd en kortgeknipte kroeshaar onder de lamp. Er worden dingen ingepakt, stemmen klinken gemoffeld, ‘It’s OK’, zegt een ernstig vertraagde stem. Is het een vraag of een bevestiging? Wiens gedachten lees ik, de hare of de mijne? Wie is die jongen die ze door laat komen in haar lijf? Op een zeker moment hebben de bewegingen iets seksueels, als een verveelde masturbatiescène.

Michel beweegt feilloos, naar de grond en er vandaan, van muur tot muur en van binnen naar buiten en weer terug. Ze kijkt nooit iemand direct aan, terwijl ze de blikken van de toeschouwers zorgvuldig ment en managet. Haar gezicht verandert soms in een voorbijtrekkend wolkenveld, alsof bevangen door een overdosis aan gedachten. Er zijn poses en pauzes. Alsof ze een onzichtbaar netwerk tussen de dingen op het spoor is, of aanlegt. Haar timing is weergaloos.

Je weet dat het een improvisatie is, je weet dat iedere avond in zekere zin anders is. Hoe kijk je naar wat zich aandient? Als verschijning beweegt Michel op en neer tussen een geoefende vakvrouw in haar werkplaats, een ontheemd mens scharrelend op een niet nader te bepalen plek, en een goochelaar/architect die een groots voorstel uitwerkt. Later lees ik dat MIKE over werk gaat, over baantjes waar je tijd doorbrengt zonder echt iets nuttigs te doen, waar je de schijn moet ophouden, doen alsof je produceert. De website van Julidans meldt dan weer dat het over vertrouwen gaat, in een complexe wereld.

Ik zie eerst een dichter op zoek naar de meest minimale geste. Steeds lijkt er iets op handen te zijn, maar weet Michel de ware gebeurtenis weg te toveren, zichzelf onzichtbaar te maken of zelfs het verlangen naar een voorstelling op te lossen. Dwars op die aangename nikserigheid of onthaasting worden ontheemding en onzichtbaarheid steeds meer een onderwerp. Ik denk aan de geoefende zwervers die ik ken uit mijn straat, hoe zij gezien en ongezien hun gang gaan. Michel voelt als een verstekeling in haar eigen voorstelling, stiekem aan boord gekomen, doen alsof je een kaartje hebt, navigerend op de grens van zichtbaar en onzichtbaar.

Het is geen rebus, je hoeft niets op te lossen of in te zenden. Uiteindelijk ga ik niet lang voor het einde, schat ik, weg. Ik wil de subtiele vorm van componeren vasthouden in mijn ervaring, het onnavolgbare gestempel niet laten overschrijven door een einde. Het is donker geworden in de twee uur dat ik binnen ben. Buiten staat een hele groep mensen naar binnen te kijken. Sommigen zijn toeschouwers, net als ik kunnen ze het niet laten toch nog even te blijven kijken. Maar die verwachtingsvolle blik is eigenlijk al te veel. De wereld van de lichamen binnen, zo zacht en open gestemd en bemiddeld door Michel, is buiten niet navoelbaar.

Foto: Carla Schleiffer