Een klein wondertje van een voorstelling. Een romantisch verhaal over een ondernemend Portugees meisje. Het loopt ook nog goed af in het vroegzeventiende-eeuwse Amsterdam, dat wordt bezongen als toonbeeld van verdraagzaamheid en tolerantie. En het rare is: de documenten bewijzen dat Maria Nuñez echt heeft bestaan en op zijn minst een vergelijkbare avontuurlijke levensloop heeft gehad. Componist Patricio Wang schreef aanstekelijke muziek voor deze vrolijke voorstelling.

Maranen zijn er nog steeds in het Portugese bergstadje Belmonte. Ze zijn afstammelingen van Joden die zich in Portugal na 1593 gedwongen tot het christendom moesten bekeren, maar die in het geheim joodse gewoontes bleven koesteren en joodse gebeden bleven zeggen. We weten eigenlijk niet van Maria Nuñez of zij zich joods of christen voelde. Maria is niet echt een joodse naam, maar zij kwam wel vanuit Portugal via Engeland naar Amsterdam en trouwde hier met haar neef Manuel.

Er is een legende om haar heen gebouwd, waarin zij als de eerste Maraanse ketter wordt beschouwd en de eerste bekeerde Jodin is die in Amsterdam arriveerde. Op dat verhaal is de muziektheatervoorstelling Maria Nuñez, asielzoekster in onze Gouden Eeuw gebaseerd. We zien een mooi, opstandig meisje (Tamar Niamut) die zich in Lissabon verzet tegen haar vader (Renato Freyggang) die wil dat zij katholiek is en haar aan de zoon van een dikbuikige, adellijke heer (Valentin Jar) wil uithuwelijken om alle joodse smetten uit te wissen. Maar zij heeft ook genoeg van haar moeder (Winanda van Vliet), die haar Esther blijft noemen en hoopt dat zij net als Koningin Esther ooit het joodse volk zal redden. Maria wil zichzelf zijn, zij wil Poerim (het joodse carnaval) kunnen vieren en trouwen met haar geliefde Manuel (Augosto Valença).

Tijdens een chaotische ketterverbranding weet zij weg te vluchten door pardoes in de Taag te springen, zij wordt opgepikt door een Nederlands schip, gekaapt door een Engels fregat, zij wijst een verliefde Engelse edelman af en versmaadt zelfs de bescherming van koningin Elisabeth I, want zij wil naar Amsterdam: de enige stad waar je in haar ogen, wat je ook gelooft, jezelf kan zijn.

En dat lukt, zoals het haar ook in feite is gelukt, al weten we in werkelijkheid niet echt wat zij precies wilde zijn. Maar misschien is het juist het mooie van deze voorstelling dat we dat zelf mogen invullen. Wat we trouwens wel weten is dat haar moeder joods begraven is in Ouderkerk en haar vader als katholiek in de Nieuwe Kerk. En dat Maria waarschijnlijk in 1612 met haar katholiek gebleven Manuel naar het katholieke Sevilla is vertrokken. Daar ontbreekt tot nu toe elk spoor van haar.

Reclameman Frans Lavell heeft deze geschiedenis opgedoken en uitgezocht. De Chileens-Nederlandse componist Patricio Wang heeft voor deze voorstelling vele fraaie Sefardische en Andalusische liedjes opnieuw op muziek gezet, soms met gebruikmaking van Latijnsamerikaanse ritmes en instrumenten, waarbij vooral de jonge Elianne van Ee uitblinkt als zangeres. Caroline Peters maakte prachtige kostuums, Frans Krom fraaie maskers en Patrick Mulder een uiterst eenvoudig toneelbeeld met soms adembenemend mooie videoprojecties, van bijvoorbeeld een getekend Londen en een Amsterdamse haven vol zeilschepen.

Machteld van Bronkhorst heeft het geheel geregisseerd en het is met al die verschillende elementen een soms wat rommelige, maar heel overrompelende theaterervaring geworden, die hopelijk veel meer voorstellingen krijgt dan de bescheiden tournee die nu is gepland. Een of meer weken in het Amsterdamse Compagnietheater, waar de voorstelling prachtig uitkomt, gun ik deze Amsterdamse kennismaking met de beeldschone Maria Nuñez van harte.

Foto Robert Westerman