‘Hello, Kim Noble here.’ Een man schuifelt voorzichtig het podium op, volledig in het zwart met zijn hoofd gestoken in een grote, grijze buis. In gebroken Nederlands stelt de Britse performancekunstenaar Kim Noble zich voor aan het publiek, terwijl zijn omhoogkijkende gezicht op een gigantisch scherm naast hem geprojecteerd wordt. Het tekent de tragisch-surrealistische sfeer van de multimediale performance Lullaby for Scavengers, een briljante voorstelling over de zoektocht van een neurodivergente man naar liefde en acceptatie.

Hij neemt plaats achter een bureau op het midden van het podium, waar hij een opgezette eekhoorn de techniek laat doen. Haar naam is Squirrel, ze woonde op zolder van Noble, stierf in het broedseizoen nadat Noble haar ontdekte en een ongedierteverdelger belde, en is de enige vriend die Noble heeft. Verspreid over het podium staan kleinere bureaus, wat plastic zakken, een magnetron en rechtsvoor ligt een dode vos.

Lullaby for Scavengers is een ambitieuze multimediale performance, waarbij videokunst, film, muziek, theater, beeldende kunst en interventies in de realiteit samenkomen. Het vertelt het semi-autobiografische verhaal van Nobles vele pogingen om geaccepteerd te worden in een maatschappij die hem niet nodig heeft. Het resultaat is scherpe, vakkundig gemaakte Gesamtkunst, hoewel dat een te pretentieuze term is voor de esthetische platvoersheid van het werk.

De rode draad in de voorstelling is Nobles zelfopgelegde ouderschap. Hij besluit een made uit zijn vuilnisbak te adopteren en op te voeden. Hij geeft Maggot, zoals hij zijn dochter noemt, seksuele voorkeur door slecht bewerkte filmpjes te laten zien waarin Noble in zijn eentje nadoet hoe hij en zijn ex de daad deden, leert haar over de Britse snelwegen door haar met een stukje plakband op de voorruit te plakken, probeert haar over de Britse cultuur te leren en neemt haar mee naar een rally van neonazi’s waar hij in elkaar geslagen wordt. Uit vele bizarre opvoedkeuzes blijkt dat Noble wellicht niet de beste vader is, hoewel zijn pogingen voortkomen uit een oprechte liefde voor Maggot. Zo heeft hij haar meegenomen op tournee en toont haar vol trots aan het Amsterdamse publiek dat lacherig en lichtelijk walgend reageert wanneer hij haar tevoorschijn haalt.

Noble worstelt zichtbaar met ouderschap en vader-kindrelaties. Later in de voorstelling toont hij ons beelden van zijn eigen vader, dementerend en stervende in een verzorgingstehuis. In de beelden klinkt Noble onzeker en angstig, hij zoekt naar hoe hij zijn vader in zijn laatste momenten toch troost kan bieden, ondanks dat hij niet voor hem wil zingen zoals zijn vader hem verzoekt. Hij probeert zijn vader in zijn werk te betrekken, hem deelgenoot te maken van dit kunstwerk om op die manier zijn liefde uit te drukken.

Het is oncomfortabel hoe Noble dit aanpakt. Hij legt zijn duidelijk verwarde vader niet uit wat hij hem precies vraagt om voor te lezen en later steekt Noble zijn camera praktisch in de mond van zijn zojuist overleden vader. Het opzoeken van sociale en ethische grenzen blijft een terugkerend thema in Lullaby for Scavengers: Nobles grootste drempel om geaccepteerd te worden door de maatschappij lijkt zijn onvermogen om te conformeren aan de ongeschreven sociale regels van de moderne, westerse maatschappij.

Lullaby for Scavengers toont hoe arbitrair en hiërarchisch deze afspraken zijn. Zo belt hij een kinderdagverblijf om zijn dochter in te schrijven en reageert vol ongeloof wanneer ze antwoorden dat zijn kind minstens twee jaar oud moet zijn: ‘She’ll be fucking dead by then! She’s only a maggot!’ Hij vindt een doodgereden vos langs de weg en wil de familie van de vos vertellen dat dit geen ongeluk was, maar zelfmoord. Hij laat een dakloze man zijn kunstwerken zien en vraagt om zijn mening. Aanvankelijk lacht het publiek om de absurditeit van zijn daden (‘natúúrlijk kan je een made niet inschrijven bij een crêche!’), maar Noble legt pijnlijk bloot hoe we als maatschappij omgaan met zij die afwijken van de norm. Iemand die insecten, aangereden wild en daklozen gelijkwaardig behandelt en met hen wil samenleven in plaats van verjagen, is vreemd en verdient het om uitgelachen te worden.

Zo zit er nog meer subtiele en slimme maatschappijkritiek in de voorstelling. ‘Cleaners are much more important than artists’, verkondigt Noble wanneer hij het derde hoofdstuk inluidt. Hij komt niet rond van zijn werk als kunstenaar, dus klust hij bij als schoonmaker. Waar de meeste mensen een schoonmaker behandelen als een machine, poogt Noble een connectie te vormen met zijn klanten. Zo heeft hij moeizame gesprekken met mister P. Samuels, een gepensioneerde bankier bij wie hij thuis schoonmaakt. Noble zet zichzelf neer als een stumper die een connectie probeert te maken met iemand die hem niet lijkt te respecteren, tot blijkt dat Noble de enige persoon is die mister P. Samuels op een wekelijkse basis ziet. Beiden zijn door externe omstandigheden overbodig geworden in de 21e-eeuwse, Britse samenleving. Noble keert zich tot de magnetron op het podium, waarin mister P. Samuels geprojecteerd is. Hij vertelt dat hij droomt om de ruimte in te gaan, maar dat gaat niet gebeuren, ook niet wanneer Noble zijn hulp aanbiedt. ‘We all have limitations’, verzucht de oude man.

Het is te kortzichtig om Lullaby for Scavengers af te doen als de absurde grillen van een excentrieke kunstenaar. We zien een man die worstelt met hoe zijn geestelijke gezondheid (Noble is manisch depressief) zijn positie in de maatschappij beïnvloedt. Iemand die door de samenleving maar niet geaccepteerd lijkt te worden. Iemand die zijn liefde voor anderen niet op een conventionele manier kan uiten. Uit alles spreekt dat Noble enorm veel liefde in zich draagt, maar dit niet op een sociaal geaccepteerde wijze kan uiten. Voor de buitenwereld is hij een vreemd figuur met grote, verdrietige ogen. Een mafkees die volle stofzuigerzakken mee naar huis neemt en mensen met “serieuze” beroepen opbelt met belachelijke vragen. De grenzen tussen de persona Kim Noble en de echte Kim Noble worden nooit helder, wat een interessante dynamiek oplevert: lachen we om de vreemde daden van een tragische clown of voelen we sympathie voor iemand die voortdurend vecht voor een stukje acceptatie?

Noble zet alles op alles om de familie van de vos te vinden. Hij maakt een parfum van vossenpoep om een zelfde geur te hebben en besluit een paar weken naast een vossenhol te wonen. Elke dag hangt hij daar rond, pratend en zingend richting de vossen die zich ondergronds verschuilen. Na een paar dagen vertrouwen en accepteren ze hem. Terwijl Noble de vossenfamilie op een iPad dezelfde beelden laat zien die hij aan ons voorgeschoteld heeft, smelt de tragiek van zijn bestaan eventjes weg. Hij heeft zichzelf letterlijk onder moeten spuiten met uitwerpselen, maar hij wordt niet afgestoten. Net als de dakloze man voor zijn lokale supermarkt en mister P. Samuels zijn het de verstotenen van de samenleving bij wie hij acceptatie vindt.

‘We are all vermin!’ declameert Noble op de uitvaart van de vos. We zijn allemaal scavengers die simpelweg proberen te overleven in een wereld waarin het klimaat kapotgemaakt wordt en een dak boven je hoofd steeds moeilijker wordt om je te veroorloven. Wij verschillen niet van de eekhoorn en de vos. We gaan allemaal uiteindelijk dood. En tot dat moment willen we liefde voelen. Niet langer eenzaam zijn. Geaccepteerd worden voor wie we zijn. Het leven is al zwaar genoeg als je niet weet hoe je een connectie met een ander moet maken. Noble heeft dan wel niet voor zijn vader gezongen, hij laat zijn dochter Maggot en zijn ouders samen een liefdeslied zingen terwijl hij de vos begraaft. Hij neemt niet alleen afscheid van hem, maar ook van zijn vader, zijn dochter die inmiddels volgroeid is tot een vlieg, de maatschappij die hem niet accepteert en in zekere zin van zichzelf.

Al met al heeft Kim Noble een diep- en dieptragische voorstelling gemaakt over een man die op zoek is naar acceptatie in een maatschappij die hem niet nodig heeft. Het is een sublieme weergave van de muren waar neurodivergente mensen anno 2021 nog altijd op dagelijkse basis tegenaan lopen. Lullaby for Scavengers is grappig, surrealistisch, bij vlagen abject, maar in de kern een oprechte en ontroerende worsteling met lief hebben en geliefd worden.

Foto: Peter Hönneman