In het monodrama Lullaby is een moeder op zoek naar het juiste liedje om haar baby in slaap te wiegen. Haar pogingen raken verloren in de protestkreten die van buiten op straat lijken te komen. Ze wordt steeds rustelozer, terwijl het protest alsmaar aanzwelt, terwijl ze op het kind rust moet uitstralen. Kan ze haar kind geruststellen, terwijl om hen heen misschien het gevecht voor een toekomst voor het kind woedt? En is het daar binnen intussen wel zo veilig?

In deze toneel-op-toneel-voorstelling in de grote zaal van de Rotterdamse Schouwburg zien we een projectiescherm, dat er ook uitziet als een achterdoek voor een photoshoot met aan weerszijden twee lichtschermen. Op de vloer ligt een ongeveer vier bij vier meter groot wit vlak, de eigenlijke speelvloer. In het midden daarvan ligt een lappendeken met textielstukken in allerlei blauwschakeringen.

De moeder, vertolkt door zangeres Laura Bohn, loopt aanvankelijk om de deken heen, en zingt en vertelt over de moeite die ze heeft om haar kind in slaap te krijgen, terwijl ze eigenlijk buiten wordt verwacht om mee te doen met de demonstatie. Op zeker moment begint ze de deken op te vouwen, als om het kind toe te dekken, en dan zien we dat de andere kant helemaal zwart is.

Ook vanwege het geschreeuw en het geluid van sirenes die van buiten lijken door te dringen ga je op zeker moment denken dat er nog iets heel anders aan de hand is. Heeft de moeder het kind vermoord? Heeft ze het uit het raam gegooid? Bestaat het kind wel? Is ze het kind zelf en is ze zelf uit het raam gesprongen? Is er brand, heeft ze in waanzin het huis in brand gestoken en heeft ze zich in het huis opgesloten? Op gegeven moment is de deken omgevormd tot een prop die ze als een kind in haar armen draagt. Maar we zien alleen de zwarte kant van de deken. Is het kind inderdaad dood, in de brand omgekomen?

Ik moet, mede vanwege het deels atonale maar ook lyrische muzikale idioom, denken aan Marie uit Alban Bergs Woyzeck, die haar kind niet kan onderhouden en door haar echtgenoot wordt vermoord. Jazzy blue notes in de partituur en Amerikaanse teksten voeren ook naar Hollywoods melodrama, zoals Gloria Swansons operateske waanzinscène aan het eind van Sunset Boulevard, waarin het juist de vrouw is die haar geliefde vermoordt.

Maar misschien valt het allemaal mee. Het personage lijkt zich met het kind in haar armen op straat te begeven, om het al wiegend mee te nemen naar de demonstratie. Als ze een eind van huis is, verschijnt er een mysterieuze vrouw in een auto die aanbiedt haar weer naar huis te brengen, en die haar adviezen geeft over hoe ze het kind het beste in slaap kan zingen. Ze moet niet het kind iets willen leren, ze moet ván het kind leren, en weten dat het kind telkens alleen met een nieuw en emotioneel doorvoeld lied genoegen neemt. Misschien gaat de tekst over de verhouding tussen kunstenaar en publiek.

De combinatie van de ijle zang met de evocatieve instrumentatie suggereert echter ook dat de jonge moeder misschien door de mysterieuze vreemdelinge naar de overkant van iets gebracht is – dan toch de dood? De opera eindigt vredig in etherische pianissimo’s op altviool en de hoge registers van de piano. Het geheel zou natuurlijk ook nog steeds niet meer dan een lichtelijk magisch-realistisch moeder-kind-verhaal kunnen zijn. De zorgen van een alleenstaande moeder in een grote stad kunnen in de praktijk al dramatisch genoeg zijn.

De lang doorlopende lyrische zanglijnen worden virtuoos gezongen door Laura Bohn, die de radeloosheid van het personage en tegelijkertijd haar behoefte om tegenover haar kind kalmte uit te stralen ontroerend vorm geeft. De muzikale stijl, met naast de zang enkel altviool en piano, herinnert aan opera’s van Michel van der Aa of aan Jeanine Tesori’s Blue, over etnische spanningen in het New Yorkse Harlem. Met dien verstande dat Lullaby van een heel minimalistisch concept uitgaat, in tegenstelling tot Michel van der Aa’s overdadige gebruik van techniek en het epaterend decor en orkest van Blue.

Het enige iets complexere in het decor is dat het achterdoek op zeker moment omhoog rolt en uitzicht biedt op een mysterieuze kartonnen maquette van een Saenredam-achtig kerkinterieur, waarin eveneens van karton een uitslaande brand is uitgebeeld. De gotische kerkarchitectuur, die immers in de Verenigde Staten niet voorkomt, verplaats ons even naar Europa. Als het doek later weer omlaag rolt, verschijnen op de achtergrond zwartwit-figuren die soms aan bewegende mensen, soms aan vlammen doen denken. Ook deze ingrepen via het decor suggereren dat het libretto misschien niet alleen een verslag behelst van een nacht waarin een baby niet wil slapen.

Juist in de schijnbare kleinschaligheid in combinatie met de manier waarop muziek en enkele simpele ingrepen in het decor het verhaal uitvergroten imponeert Lullaby.

Foto: Tessa de Geus