Jordy van Loon scoorde in 2008, als dertienjarig kindsterretje een hitje met het lied ‘Verliefdheid is een toverbal’. Van Loon is inmiddels, na een bescheiden musicaluitstapje in 2020, als volwassen man terug op het podium met een voorstelling over Louis Davids (1883-1939).

Er zullen niet veel mensen van zijn generatie zijn die nog weten wie deze populaire vooroorlogse variétéartiest was. Wat brengt deze jonge zanger met één vervlogen hit op zijn naam ertoe om een liedjesvoorstelling te maken over de bijna honderd jaar geleden overleden grootste artiest van zijn tijd, wiens liedjes inmiddels vrijwel alleen nog voortleven in de herinnering van de generatie van zijn grootouders? De liefde voor Davids repertoire? De raakvlakken met zijn eigen leven? We krijgen daar in deze voorstelling een antwoord op dat niet geheel bevredigt.

Van Loon was een kindsterretje en Davids is ook zo begonnen, wordt bij aanvang nogal kort door de bocht verteld. Dat is de overeenkomst tussen beide mannen en voor Van Loon voldoende reden om ‘in Louis Davids te duiken’. Hij ontdekte daarbij dat er ook een Louis Davidsring bestaat. Daar had hij nooit van gehoord, maar hij zou hem graag eens winnen.

Een lang lied, in drie stukken opgeknipt, waarin hij zijn bewondering voor Louis Davids uit, vormt de rode draad van deze voorstelling. Verrek, dat lied ken ik toch, dacht ik ineens in het tweede deel. ‘Zijn liedjes zijn me aan het hart gebakken’, zong Robert Long midden jaren tachtig vol bewondering over Davids, en nu zingt Van Loon pakweg veertig jaar later met hetzelfde timbre hetzelfde lied in drie bedrijven. Een wonderlijk Droste-effect.

De voorstelling die Van Loon maakte heeft iets weg van een muzikaal theatercollege, zoals we ze vroeger wel van Fred Florusse kregen. Van Loon, voor de pauze in spijkerpak, na de pauze ‘een confectiepakkie an’, draagt drie grote zwart-witfoto’s van de familie Davids het podium op en vertelt hun verhaal. Hij beschrijft hun levensloop, hun successen in het theater en lardeert zijn verhaal met veel liedjes uit Davids’ oeuvre. Muzikaal begeleider David Quakkelaar zingt hier en daar mee en ondersteunt op vleugel, gitaar, accordeon en trommel.

Na ieder lied volgt een buiging, een applaus en een slokje water, om vervolgens weer door te gaan met de volgende inleiding en het volgende lied. Voor de mensen in de zaal, die veelal boven de zestig zijn, is ieder lied een klein feestje van herkenning, en grote delen van de geschiedenis ook. Er wordt instemmend geknikt, wanneer word verteld dat Heintje Davids voor de zoveelste keer afscheid nam of dat Davids liedjes kocht van Jacques van Tol op de artiestenbeurs in Schiller.

Brengt Van Loon Louis Davids in deze voorstelling tot leven? Hij heeft heel hard gewerkt om zich al dit oude repertoire eigen te maken en staat er ook overduidelijk erg van te genieten om het op zijn eigen wijze voor ons te zingen. Maar waarom wil hij dit repertoire aan de vergetelheid ontrukken en met ons delen? Omdat hij net als Louis Davids een schlagerzanger, gecultiveerde variétéartiest en volksheld ineen wil zijn?

Af en toe had ik het gevoel naar iemand te kijken die de hoofdrol speelt in een voorstelling die door anderen is gemaakt, in plaats van dat hij zijn eigen verhaal vertelt en verbinding legt met het repertoire dat hij vertolkt. Het is allemaal wel erg van vroeger. Iets meer over Jordy van Loon zélf, en hoe het hem sinds 2008 met vallen en opstaan vergaat, komen we niet te weten. Die laag, die de voorstelling meer naar het hier en nu had kunnen halen, ontbreekt, en dat is best jammer.

Foto: Jean-Paul Karting