Er is een cello in een rolstoel, die zichzelf bespeelt. Of, even later, een percussie-instrument dat bestaat uit een aantal klapperende kunstgebitten. Ritmisch begeleiden ze de zang: ‘Pluk de dag, zing een leuk coupletje. Pluk de dag, maak een mooi boeketje.’ Muziektheatergroep BOT brengt een melancholische ode aan verval, in een koeienschuur op Terschelling tijdens Oerol.

Te midden van allerlei objecten die met witte doeken zijn overdekt, komt er een grote zwarte kist de speelvloer opgereden. Uit die koffer komen de vier spelers van BOT. De groep, acht jaar geleden opgericht op Oerol, bestaat uit muzikant-performers Geert Jonkers, Tomas Postema, Job van Gorkum en Doan Hendriks. Ze maken sindsdien muziektheater op bij voorkeur bijzondere locaties, waarbij ze de materialen en de omgeving vol inzetten in hun voornamelijk zelfgebouwde instrumentarium. In Lek komen gaandeweg onder de witte lakens steeds meer bijzondere instrumenten tevoorschijn.

Lek is een muzikale montage van liedjes, ‘liedjes met een kop en een staart’, noemen ze het zelf. Die liedjes zijn terechtgekomen in een voorstelling zonder kop of staart. Ouderdom en de loerende dood zijn de overkoepelende thematieken, maar toch wordt de voorstelling, ondanks de schurende tonen of mooie dissonanten in de muziek, nergens echt spannend of confronterend. Daarvoor blijft het te abstract en mist er een onderlinge wisselwerking tussen de nummers.

Niettemin zijn de nummers in Lek muzikaal zeer inventief. Tekstueel zijn ze vooral poëtisch-associatief, en bij uitzondering ineens kort concreet. De thematiek – de melancholie van het verval, de schoonheid van de teloorgang – zit mooi verweven tussen de klankkleur van de muziek, de teksten en het toneelbeeld met het prachtig uitdijende instrumentarium. Dat is een grote kwaliteit van de voorstelling.

Het publiek kan associërend verdwalen in het poëtische universum van het collectief. En dan loeit er af en toe ook ineens een koe. Mooi.

Foto: Cyril Wermers