De veertiende editie van de reeks Het geluid van… is een ongebruikelijke, omdat voor het eerst een gebouw centraal staat dat noch verdwijnt, noch een andere functie krijgt. Museum Arnhem blijft ook na de moeizame verbouwing een museum. Maar is een museum waaruit alle kunst is verdwenen nog wel een museum? Het is maar hoe je het bekijkt. Precies dit doen Muziektheatergroep BOT en regisseur Marcel Sijm in Het geluid van het museum: ‘Kijk naar de lege muur. Een lege muur is niet leeg’ – net zoals Cage’s 4’33” geen stilte is.

Stilte speelde in de eerdere edities al een belangrijke rol, zoals in Het geluid van boeken (in een verlaten bibliotheek) en Het geluid van stilte (in een kerk), maar ditmaal speelt BOT een behendig spel met kijken en de kunstmatige stilte die in musea heerst. De ongeschreven regel is immers dat je er alleen mag fluisteren, geluid staat de visuele ervaring in de weg. Wie toch wat wil horen, grijpt naar de audiotour en zet een koptelefoon op. En dus krijgen we allemaal een koptelefoon overhandigd.

In het uur dat volgt worden we door de verschillende zalen van het museum geleid, maar eigenlijk begint de voorstelling zodra we die koptelefoon opzetten. Als in een ASMR-filmpje horen we een fluisterende museumstem, onderbroken door zinnen uit Oog en geest, een filosofisch essay over de waarneming in de kunst van de Franse filosoof Maurice Merleau-Ponty: ‘Het raadsel is dat mijn lichaam tegelijk ziend en zichtbaar is.’

In het auditorium waar ik met de ene helft van publiek als eerste naartoe wordt geleid, volgt een langer fragment, dat driemaal herhaald wordt, maar waaraan langzaam een elektronische muzieklaag wordt toegevoegd. De nummers die in de verschillende ruimtes volgen, bevragen niet alleen de museumconventies (‘Niet kijken met de handjes’), maar ook onze perceptie op wat kunst is (‘Is dit kunst of kan het weg?’) en roepen vooral op om goed te kijken, onze ogen echt open te zetten. Camera’s hangen daarbij overal, en als de twee publieksstromen elkaar op de trap kruisen, klinkt het verzoek ook vooral goed naar elkaar te kijken. De zelfgemaakte autonome machine-instrumenten waar BOT patent op heeft, krijgen ditmaal ook een louter visuele tegenhanger in teken-, schilder- en beeldhouwmachines die kunstwerken op zich zijn.

Op deze wijze toont en verklankt ook Het geluid van het museum wederom op intrigerende wijze dat wat er niet meer is. Ditmaal speelt daarom ook de videokunst een belangrijke rol. Bijvoorbeeld in de installatie van ogenschijnlijk rommelig neergegooide varianten op het jongetje met de traan, waarin wie goed kijkt een telefoongrote projectie ziet van een mond die het kitscherige ‘All By Myself’ zingt.

Alles komt samen in de twee momenten dat het hele publiek zich tegelijkertijd in de koepel bevindt. Allereerst in ‘Blote vrouw’. Het deel van het publiek bovenin de koepel laat langzaam veertjes naar beneden vallen, terwijl de muzikanten liggend op draaiende plateaus een bijna pastoraal lied spelen, gezongen door de staande maar eveneens draaiende Job van Gorkum. Een prachtig spel met verschil in perspectief, dat verdubbeld wordt door de tekst gezongen vanuit de vrouw op een van de topstukken van het museum, Wout Schrams Liggend naakt voor het raam.

Ook in het slotlied staat kijken en bekeken worden centraal, waarbij in de projecties andere bekende schilderijen uit de collectie als Stilleven met vissen en citroenenVoorstudie voor de grote contorsioniste en Vrouwen in de straat van Pyke Koch een grote rol spelen. ‘Ik zie je kijken…’ Hier benut BOT ook optimaal de unieke mogelijkheden van Museum Arnhem, dat een heus pijporgel in haar bezit heeft. De koptelefoons bieden BOT de mogelijkheid een extra geluidslaag toe te voegen aan de wel degelijk live gespeelde muziek, maar af en toe even afzetten is ook een must, want BOT benut ook ditmaal de akoestiek van het gebouw waarin het speelt.

In het museum waarin totdat het in 2021 heropent niets meer te zien is, creëren Bot en Sijm zo een museale muziektheatervoorstelling die je eigenlijk meerdere malen zou moeten ondergaan. Voormalig museumdirecteur Pierre Janssen heeft op meerdere momenten in Geluid van het museum niet voor niets een prominente plaats gekregen.

‘Er is zoveel meer
kijk nog een keer
kijk nog een keer
kijk nog een keer kijk
Kijken tot je ’t werkelijk ziet’

Fotografie: Cyril Wermers