De in 1933 in neo-romaanse stijl opgetrokken Sint-Theresiakerk vormt het decor voor de wereldpremière van Kindertotenlieder Appearance tijdens de Dansdagen in Maastricht. De nieuwe voorstelling van Emio Greco en Pieter Scholten is een samenwerking met het gerenommeerde kinderkoor La Maîtrise des Bouches-du-Rhône onder leiding van Samuel Coquard (Marseille) en de Franse componist Frank Krawczyk, die het werk van Mahler uit 1904 herschreef van een stuk voor orkest en tenor/mezzo naar een stuk voor piano en kinderkoor.

De voorstelling valt uiteen in twee delen. Eerst zingen de Franse pubers, met hun ongelofelijk heldere stemmetjes, de best wel moeilijke partijen van Mahler/Krawczyk, onderwijl een soort van scènes spelend op de verhoogde stenen vloer voor het altaar. Dan nemen de dansers van ICK het over, en is er een kort dansstuk te zien in het voor Greco typerend dansidioom.

De twee onderdelen worden omlijst en doorkruist door een soundscape met donder en bliksem, hijgende ademhaling, diep bassende hartkloppingen, schreeuwende vogelgeluiden en de tekst van het refrein van de Steppenwolf-song Born To Be Wild. Achter het altaar richting hoofdaltaar staat dan nog een groep zwarte etalagepoppen opgesteld, die in de verte doen denken aan Ai Wei Wei’s recente hommage aan bootvluchtelingen, Law of the journey.

Het is natuurlijk bijzonder dat niet een volwassen stem, maar kinderenstemmen de ‘Kindertotenlieder’ zingen. Maar de relatief eenvoudige teksten die Mahler koos uit een cyclus van 428 rouwgedichten van Rückert, waarin de dichter worstelt met de dood van twee van zijn jonge kinderen, zijn niet of nauwelijke te verstaan. De Franse zangers en zangertjes moeten namelijk boven de versterkte vleugel en soundscape uitzingen. Dit levert de paradoxale situatie op dat de centrale figuren in het stuk weliswaar allerlei handelingen uitvoeren, maar je als toeschouwer geen moment de kans krijgt om de relatie tussen die gebaren, teksten en soundscape na te volgen.

Soms mengt een danser van ICK zich bij de jonge zangers en verdubbelt of versterkt met zijn of haar professioneel gevormde lichaam de relatief eenvoudige theatrale inzet van de groep. Een hand wordt uitgestoken om te wijzen, er komen zonnebrillen en zaklampen te voorschijn en ten slotte zijn er flightcases, die als podiumstukken kunnen dienen, maar ook als rijdende doodskisten. Het contrast tussen de lichamen werkt uitdrukkelijk in het voordeel van de zangers. Het thema van de onschuld, immer verbonden met de dood van kinderen, sluit mooi aan bij het in theatrale zin behoorlijk onwennige optreden van de jonge zangers. Het is onbegrijpelijk dat Greco en Scholten menen dat te moeten pimpen met profie-gestes.

Hoewel de teksten van Rückert vrij concreet zijn – ik heb ze na afloop nagelezen op wikipedia – lijken Greco en Scholten het thema van rouw om de dood van een kind te willen uitbreiden naar allerlei domeinen. De suspense van de soundtrack doet aan Hollywood fantasy en griezelverhalen denken. Teksten van de Poppies en andere beruchte kinderkoren komen voorbij (‘non, non, rien n’a changé, tous tous a continué’), een tweeling treedt op als verwijzing naar het fantoomlichaam van de gestorvene, dat je al rouwend bij je houdt, en misschien wordt er ook wel verwezen naar bootvluchtelingen?

De slordige stapeling, de accumulatie van talloze materialen en gestes, die eigenlijk alleen op de been gehouden wordt door de ontroerende constante van de uiterst fragiele stemmen van het koor, leidt ertoe dat wanneer de zangers in flightcases zijn afgevoerd naar achter het tabernakel en de dansers van ICK het overnemen, mijn bevattingsvermogen reeds behoorlijk verdwaasd is geraakt. Het deel dans draagt eigenlijk alleen maar bij aan de verwarring. Het weet op geen enkele manier alsnog een relatie te bewerksstelligen met de teksten, de zang en de scènes. Kindertotenlieder is in deze vorm een uiterst vrijblijvend samenraapsel geworden, dat ondanks alle professionele inzet, nauwelijks het niveau van tussen de schuifdeuren weet te ontstijgen.

Foto: Alwin Poiana