Het is echt geen gemakkelijke zit, de voorstelling Kindertotenlieder van Gisèle Vienne die op 17 juni te zien was tijdens het Holland Festival. Niet alleen het onderwerp is zwaar, doodsdrift onder jongeren, ook de vorm waarin dat is gegoten vraagt overgave: trage zware black metal, live gespeeld en gemixt met elektronica, dicteert tempo en sfeer van de voorstelling. Wie dit beest in de bek durft te kijken, vergeet even dat buiten iedereen in vrolijk oranje voetbal kijkt.  

Er ligt sneeuw. Verspreid over de ruimte staat en zit een klein dozijn jongeren in zwarte hoodies. Bij sommigen steken de bleke gezichten scherp uit de rand van de capuchon. Pas na een tijdje kijken zie je: sommigen zijn mensen, anderen zijn poppen. Rechts staat een rij gestapelde bierkratten, links een opstelling van enkele grote gitaarversterkers, een microfoonstandaard en een tafel met computers en synths. Daar net voor: een opengeschoven bruine houten doodskist – waar net een vampierachtige dode uit weg klimt. Trager dan traag klautert hij eruit, neemt een masker af, en begeeft zich onder de groep.

Gisèle Vienne maakte de voorstelling in 2007 en heeft voor deze editie van het festival met een nieuwe cast een hercreatie gemaakt. Het is een gothic verhaal, zo lees ik het, de gothic als het summum van de Romantiek (zie Mary Shelley’s Frankenstein, zie Bram Stokers Dracula). En het summum van de Romantiek was als twee hopeloze geliefden samen de dood in stapten. Bij voorkeur in een dramatisch landschap, zoals een besneeuwde berg. Folklore was een bron van verhalen. En dwepen was een grote romantische trend. Dwepen met van alles, van de natuur tot ziekelijke dichters, en al dan niet opgestookt door opiumdromen – de Romantiek (als die al geëindigd is) was eigenlijk het tijdperk bij uitstek van de adolescente ziel.

Genoeg afgedwaald in de krochten van de context. In Kindertotenlieder keert een gestorven jongen terug en beleeft verschillende keren opnieuw de gebeurtenissen die leidden tot zijn dood. Dat gebeurt in een opzettelijk artificiële stijl: de spelers volgen een choreografie in plaats van een anekdote, de handelingen zijn associatief en niet causaal, het spreken is een opname (de griezelige fluisterstem van Jonathan Capdevielle uit de oorspronkelijke versie is te horen) en het tempo is traa-a-a-aag als de geluidsgolven uit de versterker van een teruggestemde basgitaar.

Er zijn in dit universum geen volwassenen die wanhopig uitroepen: ‘Ik snap jullie niet, jullie zijn jong, ga toch wat doen met je leven!’ De wereld waarin de jongen stierf is compleet met alleen zijn gevoelens en wat gelijkgestemden. En muziek die daarbij past (live soundscape van Stephen F. O’Malley en Peter Rehberg als KTL).

Net als in L’Etang, dat eerder in de week speelde tijdens het Holland Festival, kiest Vienne radicaal de kant van haar hoofdpersoon. Zijn perspectief bepaalt wat we zien. En zijn perspectief is dat de dood misschien eindelijk iets is dat je voelt. Dat is een ongelofelijk pijnlijk gegeven. Het is ook paradoxaal dat de jongen kennelijk toch deel uitmaakte van een groep zielsverwanten, wat het des te treffender maakt dat die groep deels uit de poppen van Vienne bestaat. Ze kijken toe, hologig, net zo hologig als de levende spelers, maar grijpen niet in, net zomin als de levende spelers.

Misschien hebben zij hun eigen pijn die hun eigen universum afbakent. Misschien verklaart dat ook de vreemde afwezigheid van een morele redder in het stuk. Iedereen hier wordt gedefinieerd door de onvervreemdbare pijn van het niet-voelen. Van onder die emotionele sneeuw is moord misschien geen daad tegen iemands leven, maar een opleving.

Hoe moet dat zijn voor jongeren die het zo voelen? Hoe leef je op die rand van het sterven? Hoe haal je ze eraf? Dit soort afgrijselijke vragen roept het consequent doorgedachte Kindertotenlieder op. Voor wie het aan wil gaan.

Foto: Mathilde Darel