Nederland kent ongeveer 45.000 doven. Dat zijn niet alleen ouderen die in de loop der tijd hun gehoorvermogen kwijt zijn geraakt, een groot deel ervan is doof geboren. Hun positie is bepaald niet benijdenswaardig. Onze samenleving houdt nog steeds erg weinig rekening met hun specifieke aandoening. De dove Tonja Hielma geeft op haar blog het voorbeeld van een dienstmededeling in de trein. Die kan ze niet horen dus weet ze niet dat ze uit moet stappen.

Hielma is een van de vier dove acteurs/dansers die meedoen aan de voorstelling Kijk me, een coproductie van De Noorderlingen en Festival Jonge Harten. Samen delen ze het podium met acht andere spelers, allemaal uitgerust met een prima werkend gehoororgaan. Hiermee gaat een lang gekoesterde droom van gebarentolk Tineke Groenenboom in vervulling. Met haar theaterachtergrond strijdt ze al jaren voor een hechtere integratie van doven in het theater. Een gebarentolk bij een toneelvoorstelling lijkt misschien een sympathiek gebaar maar is vooral behoorlijk gemakzuchtig. Vergelijk het met de boventiteling boven een anderstalige voorstelling: je kijkt meer naar het scherm dan naar hetgeen er op de planken gebeurt. Voor een intense theaterervaring is dat funest.

Bij De Noorderlingen vond ze eindelijk gehoor voor haar pleidooi. Artistiek leider Lotte Lohrengel vond het een prachtig idee en had met Lies van de Wiel de perfecte regisseur in huis. Van de Wiel bleek altijd al gefascineerd door de fysieke taal van dove mensen.

Die fascinatie is in Kijk me te herkennen aan de grotere nadruk die er ligt op het spelen met armen, handen en vingers dan we van haar gewend zijn. De voorstelling is een caleidoscopische verzameling scènes die allemaal cirkelen rond het thema zien en gezien worden. Woordloos, dat spreekt voor zich. Vanaf de allereerste scène wordt er getoverd met licht, projecties en beweging. De prachtige visuals van Boris Stokman zorgen ervoor dat Kijk me op alle niveaus een heel bijzondere kijkervaring is.

Het mooie is: het onderscheid tussen doven en horenden is volstrekt weggevallen. In een groepschoreografie is dat wellicht niet verrassend; je kunt je voorstellen dat niet de muziek maar een medespeler gevolgd wordt. Maar ook in de duetten valt het onmogelijk te bepalen wie wie is. Integratie geslaagd, kortom.

Zou dat voor de dove toeschouwer ook gelden, vroeg ik me tijdens het kijken af. Er zijn maar een paar scènes die zich afspelen in stilte, alle andere worden ondersteund door muziek, uit alle windstreken. Van een fluisterzachte Arvo Pärt in de schitterende openingsscène, waarin stroken licht in verschillende kleuren de hele groep feeëriek uitlicht, tot Madonna’s Vogue, van een stampende flamenco tot een vrolijk Jiddisch vioolliedje. Voor de horende toeschouwer toch essentiële toevoegingen, zou je denken. Het zou een experiment waard zijn om ons, horenden, geluiddichte koptelefoons op te zetten. Opdat wij hetzelfde zouden ervaren als de dove toeschouwers.

Maar goed, daar ging het niet om. Blijkbaar is de beeldtaal van Van de Wiel sterk genoeg om ook geluidloos overeind te blijven. Rijk is die sowieso. Ze heeft weinig nodig om een gevoel op te roepen, of dat nu het gevoel van de genegeerde eenling is of dat van de dwingende groepsdruk. Kijk me zit vol met krachtige scènes die vloeiend in elkaar overlopen en toch elke keer een heldere indruk achterlaten.

Razend knap ook hoe al die jonge spelers zich dit materiaal eigen hebben gemaakt. Ze ontroeren, laten ons schateren, zijn kwetsbaar of juist brutaal.

Het applaus na afloop van de horenden was net zo enthousiast als het gewapper met de handen van de doven. Ik had me geen zorgen hoeven maken: de fysieke taal in Kijk me is voor iedereen verstaanbaar.

Foto: Knelis