Een nazit is er niet, daarvoor komt de première-met-publiek net twee dagen te vroeg. De foyer is dicht, de terrassen staan op het punt van sluiten. Waar moet de ontheemde toeschouwer nu naar toe met al zijn vragen, bedenkingen, opmerkingen?

Die toeschouwer heeft net GROOT in al zijn pretenties EN KLEIN in de rest gezien, de voorstelling van De Noorderlingen die in maart al in première ging. Toen noodgedwongen voor een lege zaal. Het is een voorstelling die zich niet eenvoudig laat duiden. Er is ogenschijnlijk geen verhaal, er zijn talloze changementen, scènes duren soms niet langer dan een minuut. Waar heeft de argeloze toeschouwer in godsnaam naar gekeken? Een programmablaadje dat enig houvast kan bieden ontbreekt.

De bezoeker die er geen touw aan vast kan knopen hoeft echter niet bij zichzelf te rade te gaan. Het is de schuld van Botho Strauβ! De postmoderne Duitse schrijver gaf zijn stuk Groot en klein uit 1978 niet voor niets de ondertitel scènes mee. Hij wilde helemaal geen afgerond verhaal vertellen, integendeel. Zijn tekst gaat juist over communicatiestoornissen, menselijk onvermogen, het tekortschieten van de taal. En de verwarring die dat tot gevolg heeft.

In het oorspronkelijke stuk van Strauβ volgen we ene Lotte, die in tien scènes wanhopig contact probeert te maken met mensen in haar omgeving. Een ijdele queeste, ze wordt gezien als een aandachtsjunk. Ze is lastig dan wel bedreigend, maar bovenal wordt ze niet begrepen.

Regisseur Lies van de Wiel laat er direct in de eerste scène geen misverstand over bestaan: we zijn allemaal Lottes. De zes jonge spelers zitten op stoelen op het voortoneel en spreken afwisselend de tekst. Soms dubbelen ze hele zinnen, soms slechts één woord. Af en toe heeft een iemand een strofe voor zichzelf, dan weer maakt de een de zin van de ander af. Of klinken er stopwoordjes.

In al zijn raadselachtigheid grijpt deze scène vanaf het eerste gesproken woord je bij de kladden. De individuele dictie, de gezamenlijke muzikaliteit: hier zitten, hoe jong ook, zes topacteurs. Deze productiegroep van De Noorderlingen is dan ook een soort gouden generatie. Het wekt geen verbazing dat ze alle zes ondertussen toegelaten zijn tot de toneelacademies in het land.

Om te laten zien wat ze in huis hebben is Groot en klein natuurlijk een heerlijk stuk. Door de vele scènewisselingen en verkleedpartijen wordt het een theaterfeestje, waarbij elke speler meerdere registers kan bespelen. De verleiding om te gaan schmieren is levensgroot (zet in een paar minuten maar eens een geloofwaardig personage neer!) maar dat staat Van de Wiel niet toe. Ondanks alle associatieve sprongen en geschuif met rijdende panelen is GROOT in al zijn pretenties EN KLEIN in de rest een vloeiende, zeer beeldenrijke voorstelling. Soms aangrijpend, als een van de spelers als een ledenpop wordt gemanipuleerd, dan weer humoristisch, als een speler vraagt of ze met een bepaalde scène zullen stoppen ‘want ik kan het nu wel’.

Maar er is ook de ontroering van de twee schuifelende bejaarden, de onderlinge afgunst als een zoenscène te lang duurt, de schitterende mix van Purcell’s Dido’s lament en My funny Valentine, het krachtige beeld van de dans met een enorme lap stof.

Onthoud de namen van deze spelers: Demi Dijstelberge, Floor Harrijvan, Julius van der Laan, Sarah Tigelaar, Rafaël van der Ziel en Samuël Hento. We gaan nog veel van ze horen. Helaas wordt deze voorstelling niet meer gespeeld maar over een week valt dit veelbelovende sextet te bewonderen in een nieuwe productie: op FestiValderAa zijn ze te zien in De kleine man.

Foto: Boris Stokman