Een fat, een dandy, een cynische, ijdele aristocraat, een ijzige narcist, een overtollige man. Allemaal kwalificaties die Jevgeni Onegin ten deel zijn gevallen. Wat is het dan toch dat deze lapzwans de titelrol mag spelen in Aleksandr Poesjkins roman in verzen en in de opera die Pjotr Ilitsj Tsjaikovski op dat boek baseerde?

Welnu, wij kunnen die Onegin dan wel een flapdrol vinden, maar de jonge, dromerige Tatjana, die meent dat het echte leven zich in romantische boeken afspeelt, heeft niet het minste benul. Zij vermoedt een diep mysterie achter de gast die zich onverwacht aandient. Ze valt in katzwijm voor de hark, schrijft een gepassioneerde liefdesbrief en krijgt een keiharde afwijzing: hij moet haar niet. En zo kan het drama een aanvang nemen.

Dat drama wordt nu in een wervelende versie tot ons gebracht door Opera Spanga, ‘het Verona van Weststellingwerf’, in een grote tent die aan de achterzijde deels open is zodat er een prachtig vergezicht ontstaat over de uitgestrekte velden. Dat is niet zomaar een mooi plaatje, maar sluit aan bij de setting van de opera: Tatjana woont in een landhuis op het platteland. In de eerste twee aktes is dat de plaats van handeling.

Die brief, daar gaat het om. In een door sopraan Aylin Sezer, die de rol van Tatjana speelt, passievol gezongen aria mogen we meekijken in haar hoofd. Schaamte, hartstocht, een ontketend hart, twijfel, overgave: het is een kluwen van om voorrang vechtende emoties in haar ziel. Al die tegenstrijdige gevoelens worden verbeeld door de dansers van het gezelschap van Uri Ivgi en Johan Greben. Uit die choreografie wordt duidelijk wat regisseur Corina van Eijk de belangrijkste drijfveer voor Tatjana vindt: de vleselijke lust. Terwijl ze zingt over het ‘betoverende gif van het verlangen’ glijden de grijpgrage handen van de dansers over haar lichaam.

De samenwerking met Ivgi&Greben is een gouden greep. De opera bevat enkele dansante scènes en de dansers van het Friese gezelschap beheersen vele stijlen, van traditionele Russische volksdansen in de eerste akte tot een moderne in de laatste, waarbij de seksuele toespelingen wederom niet van de lucht zijn. Het lijkt het daarmee het dominante thema van Van Eijks regie.

De cast is over de hele linie voortreffelijk, maar het zijn tenor Juan Carlos Echeverry als Onegins vriend Lenski en sopraan Aaike Nortier die ieders hart stelen. De eerste ontlokte tijdens de première een luidkeels ‘Bravo!’ voor zijn aria voorafgaande aan het fatale duel met Onegin, de tweede mocht, in travestie, een oerkomische Monsieur Triquet doen.

Het kenmerkt deze veelzijdige voorstelling. Het drama is groots en de humor soms lekker plat, maar het bestaat allemaal volstrekt logisch naast elkaar. Prachtige stemmen die dynamisch ondersteund worden door het orkest onder leiding van Tjalling Wijnstra. En dat allemaal in een tent op het Friese platteland. Het blijft een klein wonder.

Foto: Dinand van der Wal