Is dit het einde of nog maar het begin? Dat vragen de personages zich ergens halverwege de voorstelling zingend af. Ze zitten dan al een jaar bij elkaar en hebben nog een jaar te gaan, acht mensen, gevlucht voor de Duitsers, ondergedoken in Het Achterhuis. We zien ze in hun ‘wachtkamerbestaan’ vanuit het perspectief van de 14 jarige vertelster Anne Frank, die hen en zichzelf beschrijft in haar dagboek. Het verhaal is wereldberoemd, de verdrietige afloop bekend. Wat voegt deze musical, een herneming van dezelfde voorstelling uit 2010, daar in het huidige tijdsgewricht aan toe?

Het toneelbeeld is even sober als indrukwekkend. Een grote Davidsster op het podium vormt het speelvlak en is de enige, krappe ruimte die de acht acteurs van regisseur Frank van Laecke krijgen. Met wat koffers zit iedereen op elkaar gepakt. Er is geen privacy. Wanneer Anne een nachtmerrie heeft, schreeuwt ze het hele huis wakker. Niks gezellige kamertjes met filmsterrenplaatjes aan de muur of persoonlijke spulletjes. Mevrouw van Pels koestert haar bontjas, voor haar de belichaming van een voorbij leven, waarin ze haar eigen huis had en een dame was.

De personages zijn bedachtzaam, gespannen en op hun hoede. De dagen rijgen zich aaneen, in de rij voor het toilet, want na negen uur mogen ze geen lawaai meer maken. Het houdt niet op, het gaat maar door, altijd bang. Af en toe een sprankje licht, wanneer het Chanoeka feest wordt gevierd of er een hoopvol bericht tot hen komt via de radio. Maar eigenlijk geven ze ons de hele tijd het gevoel dat ook zij al lang weten hoe dit zware verhaal afloopt.

Alleen de veertienjarige Anne, overtuigend gespeeld door Silvana Rocha, zorgt onvermoeibaar voor licht, lucht en tegenkleur. Een hoopvol, slim, grappig, niet stuk te krijgen meisje. Als een dartel veulen in de wei danst zij door de beperkte ruimte in de bontjas van mevrouw van Pels. Zolang ze schrijft, voelt ze zich veilig. Zolang ze haar fantasie kan gebruiken voelt ze dat ze leeft en door haar onverwoestbare optimisme en bruisende energie wordt haar ruimte veel groter dan die van de anderen.

Ze vindt zelfs ruimte om verliefd te worden op Peter van Pels. Je vergeet bijna dat hij er is, zo stil en onopvallend is hij en je begrijpt de verliefdheid op deze stugge jongen niet. Wat je wèl begrijpt is dat Anne, die overloopt van gevoelens en verlangen, naar de kastanjeboom die buiten voor het raam staat te bloeien, naar de lente in de lucht, ergens heen moet met al die verlangens en ze op Peter projecteert bij gebrek aan beter.

De muziek van Michael Cohen is ook niet licht, laat staan simpel. Lastige muziek, bijna opera-achtig, moeilijk meezingbaar. In deze voorstelling geen gemakkelijk in het gehoor liggende catchy melodieën. Maar zowel de acteurs als het even kleine als uitstekende orkest voeren de bijna geheel doorgecomponeerde tekst, vertaald door de poëtische Rob Chrispijn, van begin tot eind feilloos uit.

Wanneer via de radio de invasie wordt aangekondigd, is er dan toch een ontroerend sprankje hoop bij iedereen. Alle onderduikers durven hardop te fantaseren over wat ze zullen doen als ze weer vrij zijn. Een schuimbad nemen, mensen opzoeken die ze jaren niet hebben gezien, door de stad fietsen, over straat lopen als gewone mensen.

Wie parallellen wil trekken met de huidige tijd moet dat zelf doen, in zijn eigen hoofd. De voorstelling vertelt het verhaal van toen, gezien door de ogen van dat bijzondere tienermeisje dat het allemaal heeft opgeschreven. Vanaf haar eerste dagboeknotitie, tot de laatste, onverwoestbaar optimistische aan toe. Dat voelt, hoe integer gedaan ook, door alles wat er op dit moment in de wereld gaande is op de een of andere manier ontoereikender dan toen ik de voorstelling zag in 2010.

Foto: Annemieke van der Togt