Het is heel bijzonder. Het toneelstuk Anne en Zef van Ad de Bont werd pas vijf jaar geleden gespeeld door De Toneelmakerij, in een bijzonder ontroerende, intieme voorstelling. En nu is er al een kleine opera over gemaakt door componiste Monique Krüs, in opdracht van het Nederlands Philharmonisch Orkest. En weer slaat de ontroering meermalen toe. Vanwege het tragische lot van Anne en de Albanese jongen Zef. Maar ook om de aarzelende toenadering tussen deze twee jonge mensen aan gene zijde van de dood.

Het was in 2009 al een groot waagstuk van Ad de Bont. Anne Frank is zo ongeveer heilig, maar de taalvirtuoos van het jeugdtheater liet haar gewoon doorschrijven aan haar dagboek, niet in een echt schrift, maar in haar eigen hoofd, over haar verblijf in de kampen Westerbork, Auschwitz en Bergen Belsen. Bovendien slaagde Ad de Bont er in een jongen van haar leeftijd ten tonele te voeren, Zef, die in het hedendaagse Albanië een andere, maar even dramatische geschiedenis heeft. Hij wordt door zijn beste vriend en buurjongen doodgeschoten, als slachtoffer van de cycli van bloedwraak, waar Zef en zijn vader weigeren aan mee te doen. Zef ontmoet Anne ergens na de dood, ze vertellen elkaar hun verhaal en vinden elkaar grappig, leuk, lief, misschien wel aantrekkelijk.

In opdracht van het Amsterdamse orkest heeft Ad de Bont zelf zijn toneelstuk voor vier personen bewerkt tot een compact libretto voor twee jonge zangers. De Utrechtse sopraan en componiste Monique Krüs heeft er bijzonder mooie en levendige muziek bij gemaakt. De duidelijkheid lijdt er misschien soms enigszins onder. Alles wordt korter verteld en ik had moeite de gezongen teksten te verstaan (mijn kleindochters hadden daar minder moeite mee). Het is soms ook niet helemaal helder wanneer Anne de rol van Zefs moeder op zich neemt en Zef zijn eigen vader speelt.

Deze voorstelling, hoe eenvoudig ook, ziet er heel mooi uit. Corina van Eijk (van Opera Spanga) zet twee houten stapelbedden op het toneel, voorzien van beweegbare schermen die beelden, vooral buitendeuren, laten zien uit het Amsterdam van Anne en het Albanië van Zef, en later beelden van Anne’s kampen en Zefs landschappen. Het is mooi en ook helder. Alleen de steeds terugkerende beelden van een heen en weer varend schip waren wat raadselachtig (Charons boot over de Styx misschien?). De voorstelling wordt in de eerste plaats voor scholen gespeeld, maar op 18 april ook in het Muziekgebouw aan ’t IJ en wordt volgend jaar waarschijnlijk hernomen. Ze zouden mij een plezier doen als er dan boventiteling bij kan komen.

Tien musici van het Nederlands Philharmonisch Orkest en het Nederlands Kamerorkest spelen de muziek onder dirigent David Niemann heel levendig en genuanceerd. De jonge sopraan Lilian Farahani is een ontwapenende Anne, nu eens serieus, dan weer springerig brutaal. Benjamin de Wilde is een jongensachtige Zef, geen exotische Albanees, maar een eenentwintigste eeuwse jongen, die vrolijk rapt en heel sexy danst voor Anne als hij haar wil troosten.

Hun beider verhalen zijn erg ontroerend, maar wat deze opera – net als het toneelstuk – toch iets lichtvoetigs geeft, is de voorzichtige toenadering tussen twee gedoemde jonge mensen die troost en iets als liefde, of in elk geval een zekere menselijkheid, vinden bij elkaar. De suggestie is dat het leven niet helemaal ophoudt bij de dood. Dat is natuurlijk waar voor de schrijvende Anne, maar door deze theatervoorstelling geldt het ook voor een ongewoon gewone jongen als Zef.

Foto: Ronald Knapp