Met Innocence, haar vijfde en laatste opera, schiep de afgelopen zomer overleden Kaija Saariaho (1952-2023) een beklijvend meesterwerk. Het is een vurig pleidooi tegen wegkijken, dat de volle honderdvijvenveertig minuten blijft boeien en veel stof tot nadenken geeft. Terecht beloonde het publiek in de Amsterdamse ‘Stopera’ de Nederlandse première met een stormachtig applaus.

Zoals wij al decennialang wegkijken van de misdaden van Israël tegen de Palestijnen en verbaasd zijn wanneer hun frustratie zich ontlaadt in een apocalyptische geweldsuitbarsting, zo negeerden ook de omstanders van de schoolshooting in Innocence de vele tekenen dat er iets mis was met de jonge dader.

De vader bekent zijn zoon van kindsaf te hebben leren schieten; de priester vertelt hoe de jongen genoot van de doodsstrijd van een door hemzelf vergiftigde vogel; de lerares memoreert zijn fascinatie voor seriemoordenaars, terwijl zijn jongere broer (de bruidegom) zag hoe hij hun vaders geweer uit de afgesloten kluis ontvreemdde. Geen van allen greep in, zodat het bloedbad (consequent aangeduid als ‘de tragedie’) had kunnen worden voorkomen.

Zoals de overlevenden in het ijzersterke libretto van Sofi Oksanen verbitterd vaststellen: we reageren collectief geschokt op een bloederige daad en politici beloven publiekelijk actie te ondernemen, maar hun interesse verflauwt zodra de krantenkoppen andere drama’s belichten. Uiteindelijk gebeurt er niks. Sterker nog, de overblijvers moeten leren te zwijgen, leren om niet te herinneren: – ‘Tot de volgende schietpartij’.

Het verhaal speelt zich af in 2000, tijdens de trouwerij van Tuomas en Stela. Serveerster Tereza vervangt een zieke collega en herkent tot haar afschuw de familie van de moordenaar van haar dochter Markéta. Tereza fungeert als spil van de opera. Zij wrijft haar opdrachtgevers de wandaad van hun zoon en broer onder de neus en onthult het familiegeheim aan de bruid.

Het ronddraaiende, twee etages tellende decor van Chloe Lamford schakelt kunstig tussen de dinerende bruiloftsgasten en de klaslokalen waar tien jaar eerder de schietpartij plaatsvond. De slachtoffers kronkelen over de vloer, zoeken bloedend dekking in het toilet, op de gangen of onder de tafels.

Ondertussen vertellen de overlevenden hoe hun traumatische ervaring hun leven nog altijd bepaalt. De een durft niet met zijn rug naar een deur te zitten, de ander maakt verwrongen bewegingen en weer een ander ervaart luidende kerkklokken als begrafenissen: ‘Er waren er te veel.’

De titel Innocence is goed gekozen, want onschuld blijkt een rekbaar begrip. De schoonmoeder beweert aanvankelijk zelfs dat haar zoon niet wist wat hij deed, terwijl diens vriendin Iris onthult dat ze samen de moordpartij een jaar lang zorgvuldig hadden voorbereid. Zelf haakte ze de avond ervoor alsnog af.

Gaandeweg de opera vallen almaar verkillender stukjes van de puzzel in elkaar. Zo blijkt Tereza’s engelachtige dochter Markéta de moordenaar vreselijk te hebben gepest, hebben de scholieren naaktbeelden van hem op internet verspreid en hebben de overlevenden alleen zichzelf in veiligheid gebracht. Tegen het slot bekent Tuomas zelfs dat hij op de hoogte was van zijn broers plannen. Hij had eraan mee willen doen, maar was te laf was om de trekker over te halen. Nog altijd kijkt hij tegen hem op: ‘I loved my brother, I love him still.’

Saariaho schreef er zinderende muziek bij, die telkens van kleur verschiet. Ze bouwt een omineuze sfeer uit stapelingen van langgerekte lijnen, waaruit korte melodische motieven opflakkeren. Op momenten van angst en ontzetting pakt ze woest uit met dissonant koper, onstuimig slagwerk en jazzy ritmiek, die helaas niet altijd even vlekkeloos over het voetlicht komen. Saariaho schroomt evenmin om het orkest (bijna) geheel stil te leggen in meer bespiegelende passages. Zo bezingt Tuomas onbegeleid zijn liefde voor zijn oudere broer.

Doorheen de hele opera rijgt het koor een subtiele, nauw hoorbare klaagzang van woordeloze cantilenen, die soms omslaat naar een vertwijfeld herhalen van de namen van de slachtoffers. Het Koor van De Nationale Opera glorieert in deze vanuit de coulissen gezongen rol. Ook de solisten zijn over het algemeen goed gecast en deels dezelfden als tijdens de wereldpremière in Aix-en-Provence in 2021.

Glansrollen zijn er voor de Fins-Zweedse Jenny Carlstedt, die met haar warme mezzo en sterke acteerprestatie de pijn van Tereza invoelbaar maakt. De Finse Vilma Jäa is in haar schoolmeisjesachtige jurkje de personificatie van de engel die haar moeder in Markéta ziet. Die verklankt echter haar duistere zijde in ijzingwekkend snerpende zang, welke we kennen uit Slavische en Karelische volksmuziek. Sterk is ook Thomas Oliemans in zijn rol van schoonvader, waartegen Markus Nykänen als bruidegom wat bleekjes afsteekt.

Indrukwekkend zijn ook de veelal gesproken rollen van de overlevenden. Rowan Kievits geeft met zijn verstoorde bewegingen en afgekapte Duitse zinnen een aangrijpende vertolking van Student 4, terwijl de Britse alt Lucy Shelton met haar breekbare sprechgesang indruk maakt als de lerares die uit schuldgevoel stopt met lesgeven. Echt superieur is de Frans-Kameroense Julie Hega in haar rol van Iris. Met haar loopje in slow-motion, haar indringende blik en slangachtig sissende spraak lijkt zij het vleesgeworden kwaad; ondertussen neemt zij de anderen onbarmhartig moreel de maat.

Ondanks het inktzwarte scenario gloort er in het laatste bedrijf toch enige hoop. Student 4 denkt een nieuw leven te kunnen beginnen in een ander land; Student 5 is verrast dat hij voor het eerst niet bang was om met zijn rug naar een deur te zitten en Stela (een mooie rol van Lilian Farahani) besluit toch met Tuomas te trouwen, ondanks zijn overtuiging dat ze in hem altijd zijn broer zal zien. Ronduit ontroerend is de scène waarin Karméta haar moeder smeekt niet langer haar lievelingseten te kopen, maar haar eindelijk te laten gaan.

Met Innocence zetten regisseur Simon Stone en De Nationale Opera een topproductie neer, die het verdient nog vele malen gehoord en gezien te worden.

Foto: Marco Borggreve