De Rabozaal van de Amsterdamse Stadsschouwburg is door beeldend kunstenaar Aernout Mik vakkundig omgebouwd tot een televisiestudio. Waar je ook kijkt, overal zijn schermen. Talkshowhost Robbert, een prachtrol van Thomas Oliemans, schudt zijn gasten de hand. Hij laat ze vertellen wat hij wil horen, hij is de ster waarom alles draait. Maar hij is ook een slachtoffer van de kijkcijferterreur, gepersonifieerd in Trix Dominatrix (Claron McFadden), en weet niet meer wie hij zelf eigenlijk is.

Nog geen twee weken na The News van Jacob ter Veldhuis beleeft in het Holland Festival nog een opera waarin televisie een centrale rol speelt de wereldpremière: Laika van Martijn Padding en schrijver P.F. Thomése. Beide opera’s leveren commentaar op de oppervlakkigheid en snelheid van televisie, maar waar in The News de boodschap het nieuws zelfs is, probeert Laika het universeler te trekken. Met wisselend succes.

Het is verleidelijk om in Robbert Matthijs van Nieuwkerk te zien, zeker door Robberts ‘Daar zijn we weerrrrrrrrr’. Tegelijkertijd wordt letterlijk naar ‘Ma-ma-ma-matthijs’ verwezen, als de grote concurrent die nog betere kijkcijfers haalt – samen met het voetbal. Ravel, latin, showtunes en de van Padding bekende hakkelende ritmes en ongebruikelijke klankleuren domineren de vermakelijke eerste akte, met mooie rollen voor elektrische gitaar en accordeon.

Eenmaal thuis vindt Robbert geen rust. Zijn stotterende moeder verwijt hem hypocrisie en herinnert hem aan zijn dromen van de kosmos. Zijn dode vader ligt er zwijgend bij. Robbert vlucht naar zijn kamer, maakt via de radio contact met Joeri Gagarin en het hondje Laika. Zij bieden hem een uitweg.

In de derde akte blijkt de televisiestudio verworden tot een chaos. Alle personages worden gedubbeld, het fornuis van de televisiekok valt zelfs letterlijk in twee delen uiteen. Robbert schoffeert zijn gasten en Trix is de wanhoop nabij, waarna in de vierde akte Gagarin en Laika Robbert helpen te ontsnappen aan de luchtledigheid van de televisie. Elektronische klanken die een lancering suggereren besluiten de opera.

P.F. Thomése schreef een hecht geconstrueerd libretto vol spiegelingen, waarbij hij net als in zijn J.Kessels-verhalen het platte en pathetische niet schuwt. Dat leidt tot hilarische momenten, vooral met de kok en grimeuse Grimelda, maar in de vierde akte krijgt het iets geforceerds. Gagarin omschrijft zijn lot op een wijze die onmiskenbaar aan Wagners Fliegende Hollander doet denken, terwijl het koor een tekst krijgt over het najagen van dromen die eerder bij Marco Borsato past. Het hondje moet vooral nodig plassen.

Ook Martijn Padding, een leerling van Louis Andriessen, voorziet zelfs de meest lyrische lijnen van ‘gekkigheidjes’. Zangers slaan zichzelf op de borst, veranderen van stemregister, stoten woeste kreten uit of stotteren. Zelfs een flard Mozart komt op band voorbij. Het lijkt alsof zowel componist als librettist de postmoderne knipoog, hoe gedateerd juist die is, niet achter zich durfden te laten om er een echt dramatische opera van te maken. Dat is jammer, want nu gaat veel van de impact verloren.

Foto: Marco Borggreve