In In wankel evenwicht worden de ‘vormvaste’ levens van de well-to-do hoofdpersonages opgeschrikt door een invasie van behoeftige vrienden en familieleden. Het is een spannend uitgangspunt, maar regisseur Maren E. Bjørseth krijgt te weinig grip op de complexe tekst van Edward Albee.

Je ziet meteen aan de overdadige scenografie dat In wankel evenwicht een ITA-2-productie is. In de grote zaal van de Toneelschuur is in een (voor zijn doen nogal letterlijk) ontwerp van Juul Dekker de keuken van een luxe appartement opgetrokken, omringd door een met herfstbladeren en allerhande voorwerpen bezaaide speelvloer.

Het is het huis van Agnes (Malou Gorter) en Tobias (Hajo Bruins), een well-to-do echtpaar wiens huwelijk zijn beste tijd wel gehad heeft. Hun ingesleten gekibbel wordt plotseling onderbroken door het onverwachte bezoek van hun beste vrienden, Harry (Thomas Cammaert) en Edna (Emma Josten), die om onduidelijke redenen hun huis zijn ontvlucht. Ze werden plotseling doodsbang, zeggen ze. En ze komen bij Agnes en Tobias wonen.

Het huis was toch al niet rustig: sinds enige tijd leeft Agnes’ alcoholistische zus Claire (Janneke Remmers) er ook, en even later maakt ook dochter Julia (Carina de Vroome) haar opwachting na het falen van haar vierde huwelijk. Zo ontstaat een conflictrijk stuk, waarin iedereen zijn eigen recht op rust, ruimte en geborgenheid probeert veilig te stellen.

In wankel evenwicht is een stuk met een onopgelost raadsel: waar komt de angst vandaan die Harry en Edna als een ‘plaag’ met zich meenemen? Het duistere absurdisme van de ongrijpbare vrees staat in scherp contrast met het realistische familiedrama. In haar spelregie zet Maren E. Bjørseth de andere verhaallijnen echter ook vet aan, waardoor Claire en Julia zich net zo hysterisch gedragen als de ‘vluchtelingen’ in hun midden. Het levert geestige scènes op, maar het neutraliseert de dreiging van het ongrijpbare ook, en creëert zo veel afstand tot de personages dat het moeilijk wordt om hun kwetsuren serieus te nemen.

Vanwege het eerder karikaturale spel van de rest van de cast komt de nadruk sterk op Agnes en Tobias te liggen. Gorter en Bruins zijn geweldig als het belaagde koppel: Gorter maakt als de snoeiharde mater familias dodelijke wapens van Albee’s woorden, en Bruins ontwapent als de echtgenoot die iedereen wanhopig binnen boord probeert te houden. De acteurs bijten zich in hun rollen vast en houden met hun gelaagde spel de aandacht van het publiek moeiteloos vast.

Ze worden echter ook wat aan hun lot overgelaten vanwege de onduidelijke lezing die Bjørseth aan het stuk geeft. De wereld buiten de veilige haven van Agnes en Tobias wordt door het desolate decor en het rumoerige geluidsontwerp geduid als een plek die in brand staat, waardoor je Harry en Edna wellicht als politieke vluchtelingen zou kunnen lezen, en het gekibbel van het gezin als egocentrische first world problems. Of wellicht zijn Agnes en Tobias de enigen die het hoofd koel weten te houden in een wereld die verder door angst en afhankelijkheid wordt geregeerd? Je kan je zelfs voorstellen dat de voorstelling een ultraconservatief portret is van hardwerkende babyboomers met de schaapjes op het droge, bij wie iedereen steeds maar komt aankloppen omdat ze hun eigen problemen niet kunnen oplossen. Bjørseth lijkt geen keuzes te maken en weet het stuk te weinig naar haar hand te zetten.

Zo valt haar voorstelling als vanzelf terug op de thema’s rond de verstikkende burgerlijkheid van de upper middle class die Albee er meer dan vijftig jaar geleden inlegde, zonder dat die ideeën aan een hernieuwde kritische lezing zijn onderworpen. In wankel evenwicht blijft boeien vanwege de vlijmscherpe dialogen en het mooie spel van Gorter en Bruins, maar gaat vanwege het gebrek aan een inhoudelijke visie als een nachtkaars uit.

Foto: Sanne Peper