In de derde voorstelling van Nina Spijkers bij Toneelschuur Producties stort de regisseur zich op Tsjechov. Haar eigen ideeën missen echter voldoende overtuiging om aan de gedateerdere elementen van diens Ivanov te kunnen ontsnappen.

Spijkers’ versie van Ivanov begint evenwel veelbelovend. In een vervreemdend beeld dat aan film noir doet denken wordt het hoofdpersonage (Roeland Fernhout) meteen al als slachtoffer neergezet, een zelfbeeld dat gedurende de voorstelling steeds verder wordt geproblematiseerd.

De eerste paar scènes staan sowieso bol van sterke regievondsten – de opkomst van personages wordt aangekondigd doordat de acteurs al een hand, voet of voorwerp tussen de gordijnen doorsteken, scènes beginnen voordat Fernhouts tegenspeler in positie is en in een prachtige montagescène beweegt de wereld in al zijn drukte langs Ivanov heen terwijl hij met een grimas voor zich uitstaart. Spijkers schetst sterk de belevingswereld van een man middenin een loodzware depressie, voor wie ieder sociaal contact een enorme inspanning is geworden.

Naarmate Ivanov vordert wordt Spijkers’ hand aan het roer echter steeds minder merkbaar en wordt het een veel te slaafse enscenering van Tsjechovs stuk – een probleem dat in mindere mate ook al speelde bij haar bewerking van Don Carlos vorig jaar. Het lijkt erop dat de regisseur niet durft door te pakken met haar eigen ideeën en te veel respect heeft voor het repertoire waarop ze haar stukken baseert. Dit uit zich in beide gevallen in een tweede helft die geen recht doet aan de spannende eigen draai waarmee Spijkers haar voorstellingen begint.

In Ivanov is dat vooral te merken aan de halfslachtige bewerking van het stuk. Spijkers en schrijver Casper Vandeputte schrappen het personage van de weduwe Martha Babakina maar laten de rol van haar ‘tegenspeler’ graaf Shabelsky intact, en daarmee voelt de rol van Xander van Vledder, ondanks zijn erg geestige vertolking, nu nogal overbodig. Daarnaast veranderen schrijver en regisseur niets aan de clichématige vrouwenrollen in het stuk, waardoor de moderne dialogen flink botsen met de ouderwetse rollenpatronen.

Dit is allemaal nog spijtiger omdat Spijkers en Vandeputte enkele interessante aanzetten doen. De uitwisselingen tussen Ivanov en Lvov (Minne Koole), de arts van zijn doodzieke vrouw Anna (Wendell Jaspers), tonen mooi hoe morele kritiek vaak juist leidt tot volharding in het eigen laakbare gedrag. Ook al weet Ivanov dat hij meer aandacht aan zijn vrouw moet geven, leidt de confrontatie met zijn falen bij hem alleen maar tot meer zelfmedelijden. Ook de gesprekken tussen Ivanov en de onscrupuleuze Borkin (Hajo Bruins) laten sterk zien dat morele gecompromitteerdheid een hellend vlak is – als je jezelf al niet meer in de spiegel kan aankijken wordt de verleiding groot om je morele kompas dan maar helemaal te laten varen.

Deze ideeën krijgen echter onvoldoende ruimte omdat het oorspronkelijke plot nu eenmaal moet worden afgewikkeld. Spijkers laat in Ivanov bij vlagen duidelijk zien dat ze genoeg in haar mars heeft om een regisseur met een unieke stem te worden, maar daarvoor is wel eerst een vadermoord of twee nodig.

Foto: Sanne Peper