Bij Martin McDonagh betekent alles ook iets anders. Ruzies zijn vaak verkapte liefdesverklaringen, achter afwijzingen zit doorgaans diepe existentiële pijn verscholen. Wie zijn recent verschenen film The Banshees of Inisherin ziet (en wie van briljante dialogen houdt zou dat zeker moeten doen), ontwaart in het ogenschijnlijk kraakheldere zinnetje ‘I just don’t like ya no more’ bakken aan zelfverachting, desillusie, depressie, het is een paradoxale schreeuw om aandacht, en een wanhopige poging iets na te laten in een uitzichtloos bestaan.

En Pádraic Súilleabháin, aan wie de opmerking geadresseerd is, wordt door het aanhoren van die zin direct aangesproken op zijn eigen tekorten en machteloosheid, zijn ontoereikende mensbeeld; het zinnetje raast als een emotionele bulldozer nietsontziend door twee eenvoudige levens. Ik mag je gewoon niet meer. Maar weinigen kunnen uit die zin zo’n aangrijpend (én grappig, én liefdevol, én meedogenloos) palet aan menselijk onvermogen ontginnen.

The Lonesome West schreef McDonagh 25 jaar geleden, en is onderdeel van The Leenane Trilogy. In het Ierse plaatsje Leenane vechten twee broers elkaar de tent uit, of preciezer: ze jagen vooral de mensen om hen heen de dood in. Het stuk vangt aan na een begrafenis: een van hen schoot zijn vader door zijn hoofd nadat die een opmerking had gemaakt over zijn kapsel. Maar bij Martin McDonagh betekent alles ook iets anders. Niemand – zelfs de grootste schoft niet – vermoordt zijn vader na kritiek op hoe zijn haar zit. Ook hier voert McDonagh voorbij de banale buitenkant eigenlijk twee eenzame zielen op, snakkend naar liefde, grossierend in onvermogen. Mannen die wel gericht kunnen meppen, maar niet gericht kunnen voelen.

Het is jammer dat in de expliciete regie van Linda Zijl, de vele nuances in de dialoog zich maar mondjesmaat uittekenen, waardoor we de personages per saldo nauwelijks leren kennen. McDonaghs snoeiharde taal komt pas tot wasdom als de makers de achterliggende pijn traceren en de toeschouwer in de open wonden van de personages laten kijken. Wordt de tekst te letterlijk geadapteerd, zit je al snel een krappe twee uur vrijwel uitsluitend naar ruziënde broers te kijken, die in de eerste scène niet veel verschillen van de laatste scène.

Zijl koos voor filmisch realisme, inclusief soundtracks en special effects. Scenograaf Mieke Wolters ontwierp een realistisch, aftands huiskamerdecor waarin tafel, stoelen en zakken chips in het rond vliegen en crucifixen van de muur worden geschoten. Castleden Thomas Höppener, Laurens van Lottum, Sebastián Mrkvicka en Anne-Chris Schulting krijgen daarin over de linie te weinig de kans om te laten zien wat ze waard zijn.

Als de twee broers ontstijgen Höppener en Van Lottum vrijwel nergens aan hun onsympathieke, misogyne en homofobe buitenkant. Zijl bouwt nauwelijks momenten in waarin de twee een glimp van onderlinge liefde of achterliggende tragiek kunnen uitspelen – behalve daar waar de tekst het letterlijk voorschrijft – waardoor het als toeschouwer wel erg veel gevraagd is om met hen te blijven meevoelen.

Mrkvicka staat daar vaak wat machteloos bij als priester in geloofscrisis. Ondanks dat zijn bij vlagen sensitieve spel een verademing is, wordt het niet duidelijk waarom zijn personage zich zo aan het agressieve tweetal verbindt. Schulting is als buitenstaander Girleen de enige die vooral tegen de tekst in speelt, en daarmee liefde toelaat in haar karakter: zij vormt met weerbarstig spel en genereuze grilligheid het kloppend hart van de voorstelling.

Door de snedige en banale dialogen (lekker onpoëtisch vertaald door Rob de Graaf, met scheldwoorden als ‘piemelhoofd’) is Het eenzame westen op momenten weliswaar best hilarisch, maar blijft het door gebrek aan spannende regievisie een onnodig vlakke voorstelling. Linda Zijl ensceneert het voornamelijk als een portret van twee broers die iets met elkáár uit te vechten hebben, en gaat grotendeels voorbij aan de mogelijkheid dat deze personages ondertussen eerst en vooral iets met zichzelf uit te vechten te hebben.

Foto: Bart Grietens