O wat kun je je toch vergissen. In Hear van Benjamin Vandewalle en Yoann Durant, te zien tijdens SPRING, word je geblinddoekt en ben je aangewezen op de zintuigen die overblijven. Maar wat die je vertellen is een verhaal dat niet per se klopt. Wanneer het klittenband van de blinddoek ratsj, ratsj, wordt losgemaakt zie ik: deze ruimte lijkt in niets op wat ik me had voorgesteld.

Soms lig je in bed en weet je zeker dat er iemand staat in die donkere hoek naast je kast. Hij wacht tot je slaapt en dan neemt hij je mee. Als je wat groter wordt, ontwikkelt dit fenomeen zich en weet je zeker dat de deurwaarder morgen komt omdat je vergeten bent de rekening van de tandarts te betalen. Soms gaat je eigen verbeelding met je aan de haal.

Die eigen verbeelding speelt ook een belangrijke rol bij het kijken naar een voorstelling. De kijker brengt een eigen wereld mee de zaal in, wat de ervaring zal kleuren. Hear maakt dat expliciet door de kijker de visuele tekens te ontnemen. De setting is ongeweten en dus ongewis. Omdat het weglaten van het visuele een leegte schept en mensen blijkbaar geneigd zijn leegtes te vullen, bedenk je het beeld zelf. Op basis van wat je kunt weten en van wat je er zelf bij haalt.

In een vierkante ruimte van de voormalige Utrechtse gevangenis werd me gevraagd langs de wand te gaan staan en mijn ogen te bedekken. Tas en jas waren al eerder achtergelaten. Iemand kwam me ophalen en leidde me langzaam naar een andere ruimte. Ik wist zeker dat het een meisje was. Een smalle zachte hand sloot zich om de mijne. Ze zweeg. Haar andere arm legde ze losjes om mijn schouder en zo schuifel-stapte ik mee tot ik mocht gaan zitten op een stoel die ze me eerst met mijn rechterhand liet voelen. Rechts van me was nog een stoel. Links kwam mijn nieuwsgierige hand niets tegen. Zitten. Opletten. De ruimte voelde diep, vooral achter me.

Hier, of hear, in deze ruimte klonk een geluid als een machine die grommend en ruisend zijn werk staat te doen. Ik dacht aan eerdere locatievoorstellingen die ik zag, betonnen ruimtes, tl-licht, landbouwplastic. Ik dacht aan mijn tas, met de laptop en mijn telefoon en mijn huissleutels erin. De gedachten dwaalden verder en zo vergat ik m’n tas weer. Het machinegeluid viel weg. In de stilte raakte mijn buur me per ongeluk aan, of ik haar; ja, weer een vrouw, en waarom dacht ik dat? Wat maakt dat iemand als een vrouw aanvoelt? Ik rook geen vrouwenparfum. Maar ik wist het zeker, die energie is vrouwelijk, die afmetingen van het lijf naast mij, de manier waarop ze even terugdeinsde. Of hoorde ik gewoon heel even haar stem, een gedempt ‘oh’, een half ‘sorry’?

Zo vormt wat Benjamin Vandewalle en Yoann Durant hun performers en hun apparatuur laten uitvoeren een aanleiding voor een ervaring. De performance geeft een reeks aanzetten, maar helemaal meegaan in de opbouw kan haast niet omdat elk ervan allerlei gedachten en vragen triggert. Zit stil. Opletten.

Er waren mensen stil door de ruimte aan het bewegen, op kousenvoeten. Zouden het allemaal dezelfde kousen zijn? Dikke, zachte skisokken, sportsokken, geitenwol? Ze bliezen, ze trommelden, op iets dat klonk als ballonnen. Dan een angstaanjagende golf van aanzwellend schreeuwen. Hoe lang nog – ik wilde ineens zien wat ze deden, hoe ze keken, om in te schatten hoeveel harder het nog zou worden. Maar toen was het al voorbij. En in mijn blindheid zag ik: het licht is uitgegaan. In het donker werd het donker. Een man kuchte en mijn zintuigen plaatsten hem ergens achter me. Een kring, ja, we zitten in een kring. We zitten in een kring en onze gezichten zijn niet naar het midden gericht, maar naar buiten.

Niet dus. En ook geen landbouwplastic. Wel een vrouw naast me. Die me vertelt dat ze de hele voorstelling heeft gedacht dat ik een van de performers was.

Foto: Michiel Devijver