In het rode fotoalbum uit het voormalige Nederlands-Indië sluimert een verschrikkelijk familiegeheim: oudste zus Nonni (79) houdt het verborgen voor de jongste, Son (71). De middelste, Titi (75) wil dat Indische familieverleden achter zich laten: ze heeft haar zinnen gezet op minnaar André, van wie het de vraag is of hij wel bestaat. Drie Indische zussen op leeftijd zijn in de voorstelling Gouwe pinda’s tot elkaar veroordeeld in een serviceflat, waar ze kibbelend de tijd doorkomen. Hun verbinding met de buitenwereld bestaat uit de telefoon. De keuken is het domein van Nonni, die ook de familiegeschiedenis bijhoudt. In het overvolle decor prijken Indische memorabilia, zoals foto’s van toen in een lijstje, aquarel met zicht op vulkaan, een bloeiende orchidee.

Esther Scheldwacht, Bodil de la Parra en Nadja Hüpscher vertolken vanaf de eerste seconde van hun opkomst typische Indische dames. In de vertraagde beweging, het aangezette Maleise accent, het praten over eten en familie, de stroom herinneringen: zo’n beetje alles dat bekend is uit het koloniale verleden. In 2014 maakten De la Parra en Hüpscher Ouwe pinda’s, nu spelen ze het vervolg erop met Scheldwacht als derde personage. Een keuze die volkomen aanvaardbaar is: Scheldwacht is een actrice die de Oriënt schitterend kan uitbeelden in voorstellingen zoals haar eigen De Sunshine Show en in Mightysociety10. Maar ze kan meer, getuige haar rol als Tineke, echtgenote van Leo Vroman (Kees Hulst) in het roerende Hoe mooi alles.

Gouwe pinda’s is geschreven door De la Parra. Nadat ze tot de ontdekking kwam dat zich in het Amsterdamse Tropenmuseum tal van verweesde Indische familiealbums bevinden, wilde ze hierover een voorstelling maken. Het is vooral de jongste, Son, vertolkt door Nadja Hüpscher die bezocht wordt door traumatische herinneringen, deels gespeeld als droombeelden, deels meer realistisch. Regisseur Paul Knieriem heeft dat sterk vormgegeven. In het fotoalbum zou de ware toedracht van de dood van hun vader, pappie, verborgen zitten. De la Parra houdt het welbewust vaag, te vaag, want niet iedereen weet dat pemuda’s Indonesische vrijheidsstrijders zijn en welke moordpartijen zij aanrichtten. Als Son uiteindelijk het album doorbladert, ontdekt ze dat haar vader echt van haar hield. Maar voor haar is die ontdekking te laat. De trauma’s zitten te diep. Ook de reden dat Nonni uit een soort van jaloezie afrekent met Son is niet duidelijk. Is het jaloezie van de oudste jegens de jongste? Wil Nonni het familieverhaal welbewust chanteren? Het zijn losse draden die niet tot een geheel willen worden.

Aan spelkwaliteit ligt het niet. Hüpschers uitbeelding van Son is perfect. Dat geldt ook voor Scheldwacht. Briljant is zij in de manier waarop ze haar zussen liefheeft en veracht. Met wapperende gebaren, zenuwtrekken om de mond en telkens nieuwe kleren aan laat ze zien dat zij anders is dan de kouwelijke huismussen Nonni en Son. Vooral haar verwachtingen van een nieuw leven met André beeldt ze prachtig uit met blikken in de verte. Het spel van De la Parra is meer opgelegd: ze heeft net niet het naturel van de andere twee. De vraag na het zien van Gouwe pinda’s is in hoeverre deze voorstelling toeschouwers zonder Indische achtergrond raakt of aanspreekt.

Zeker in het begin is het spel op de komische kant van de Indische types sterk aangezet, zodat het zelfs tegen de voorstelling gaat werken. Deze karikaturale uitbeelding heeft ondertussen ook iets belegens; het is al zo vaak gedaan. De grens tussen oprecht en overdreven spel is niet altijd scherp. Vooral Nonni zwelgt in het Indische verleden en ja, dan komt onvermijdelijk het Indische eten aan de orde, met specerijen die uitsluitend bij Toko Bandoeng gekocht kunnen worden. Dat zijn toch geen oorspronkelijke ideeën meer. In dit opzicht is de rol van Scheldwacht noodzakelijk: zij ageert als enige tegen dat zwelgen in de voorbije Indische tijd. Op het geheel van Gouwe pinda’s is haar sterke inbreng echter te weinig.

Foto: Ben van Duin