Zo’n voorstelling waarbij alles op z’n plek lijkt te vallen. Een mooie muzikale tekst met een herkenbaar verhaal in een heldere regie dat ook nog eens prachtig wordt gespeeld. Dat is Met mijn vader in bed van Marieke de Kleine, Magne van den Berg, Paul Knieriem en René van ’t Hof.

Ze praten veel over het weer, deze vader en dochter. Dat ’t regent, dat ’t miezert, dat ’t net droog is geworden, dat ’t mild is vandaag. En over de spullen die door de frisse start met een nieuwe vrouw nu in de schuur staan opgeslagen. In de 28 telefoongesprekken die Magne van den Berg schreef tussen een vader (René van ’t Hof) en een dochter (Marieke de Kleine) moet een enorme kloof worden overbrugd: tussen het stugge van het platteland en het expressieve van de stad, maar ook die tussen verdergaan en vasthouden na het verlies van moeder. Want vader doet de oude glaasjes weg, ‘ze zijn toch oud’. Dochter wil de glaasjes houden, want ‘ze zijn toch nog goed’. Op haar vraag of hij niet aan die spullen gehecht is, haalt hij zijn schouders op. Dat het hier gaat om de manier waarop je de herinnering aan een geliefde vasthoudt, wordt nauwelijks uitgesproken.

In Met mijn vader in bed vallen alle puzzelstukjes van een voorstelling op z’n plek. Tekst en regie zijn glashelder en ontdaan van alle ruis. De vormgeving onderstreept de kloof tussen vader en dochter, zonder al te veel poespas. Hierdoor ontstaat alle ruimte voor Van ’t Hof en De Kleine om een conversatie op te bouwen waarbij de stugge mentaliteit van niet-lullen-maar-poetsen, de noodzaak om naar elkaar te blijven uitreiken en het wederzijdse onbegrip zorgen voor een aangrijpend verhaal. De 28 telefoongesprekken trekken je zo de ontroering in van twee mensen die zielsveel van elkaar houden maar die in het overweldigende verdriet niet in staat zijn elkaar te troosten.

Foto: Sanne Peper