Vijf jaar geleden fuseerden de Rotterdamse theatergezelschappen Meekers, Max en Siberia tot Maas Theater en Dans. Er zijn genoeg redenen om dat eerste lustrum uitbundig te vieren want in die vijf jaar heeft Maas zich, onder bezield gezag van artistiek leider Moniek Merkx, bewezen als een sprankelend en vitaal gezelschap dat met beide poten stevig in het heden staat.

Op de conduitestaat prijkt ondertussen een indrukwekkende reeks voorstellingen waarin uitbundig en fysiek theater altijd hand in hand gaat met verhalen van individuen. Vaak gemaakt met en voor jongeren.

Tijd voor een feestje dus. Hang de slingers aan het plafond en laat de confettibommen knallen. Zou je denken. Maar dan heb je buiten Merkx gerekend. Knallen doet het zeker, tijdens Feest, maar dat zijn de geweerschoten die aan het eind van de voorstelling iedereen neermaaien. Een moordpartij, zeg dat wel. En ook vóór dat bloederige eind vallen er heel wat rake klappen. En toch is de titel niet misplaatst.

In haar zoektocht naar een geschikte jubileumvoorstelling was Merkx gestuit op Vlees en bloed, de voorstelling die ze in 1997 regisseerde bij Suver Nuver. Dat was een uitgeklede, stripachtige bewerking van Lodewijk de Boers The Family, de toneelserie over de onaangepaste Doc, Kil en Gina die een terrein kraken. Onaangepast, was dat nou niet net waar ze naar zocht?

En zo denderen met donderend kabaal de drie kinderen met hun vader de tot theaterzaal omgebouwde studio van het Maas Theater en Dans binnen. Ze hebben andere namen gekregen, en Gina is van geslacht veranderd, maar verder is er weinig veranderd. Doc, die nu Kas heet, is de onbetwiste leider van het zooitje ongeregeld. Ed (voorheen Kil) zwaait nog steeds te pas en te onpas met zijn stiletto. En Gina (nu: Terra) is weer dat spichtige vogeltje dat zwijgend haar plekje zoekt.

Vanaf die allereerste scène is het volstrekt duidelijk waar we naar gaan kijken: een over-de-top voorstelling, schatplichtig aan zowel de slapstick van een Buster Keaton als het gestileerde geweld van een Roberto Rodriguez en de martial arts van een Jackie Chan. Veel gooi- en smijtwerk kortom, vet geaccentueerd door slagwerker en geluidenmaker Joop van Brakel (die er in 1997 ook al bij was). Het tempo is moordend hoog, de gevechtschoreografieën tot in het kleinste detail verzorgd.

Merkx heeft het verhaal uitgebreid en er een veldslag van generaties aan toegevoegd. Het kraakpand staat symbool voor een theaterzaal waar de oude generatie nu eindelijk maar eens uit op moet krassen. Met de ongedurigheid van de jeugd eisen de jongeren hun plek op. Niet morgen, maar nu! Hoorden we in het eerste bedrijf nog de jarenzestighits ‘People Are Strange’ en ‘My Generation’, met de komst van de jongeren knalt er snoeiharde gabberhouse uit de speakers – het is wel Rotterdam hè.

En zo dendert deze voorstelling door. Tijd om op adem te komen is er amper. Zelfs de cliffhangers tussen de bedrijven door zijn kort en worden direct gevolgd door een nummer van een zogenaamd ‘boos bandje’, bij de première het heavymetalpunkduo The Night Templar.

Enige rust keert er pas weer terug in het vierde bedrijf als een volgende generatie zich aandient. Hun komst is noodzakelijk, want ook de jongeren blijken er weer een puinhoop van gemaakt te hebben, al hun mooie woorden over liefde en inclusiviteit ten spijt. Zouden de kinderen het beter gaan doen? Nee natuurlijk, want op hun kleurige t-shirtjes staan jarenzestigleuzen als ‘Onder het trottoir ligt het strand’ en ‘Wees realistisch eis het onmogelijke’. En wat er met die generatie gebeurd is weten we: het zijn de babyboomers die na hun summers of love en geëxperimenteer met drugs het pluche opzochten of aan lager wal geraakten.

En inderdaad, voordat een troepenmacht met dodelijke salvo’s definitief een eind maakt aan de anarchistische leefwereld van Kas en de zijnen gooit een kind nog gauw even zoutzuur in het gezicht van de projectontwikkelaar. Zo jong en nu al gecorrumpeerd.

Moniek Merkx heeft met Feest het eerste lustrum van Maas Theater en Dans niet opgeleukt met een niets-aan-de-hand partijtje. In plaats daarvan serveert ze ons een heerlijke brok anti-theater waarin alles mag en alles kan. En hoe tegenstrijdig het ook mag klinken, gezien de niet bepaald optimistische strekking van het verhaal, Feest is een groot pleidooi voor eigenwijsheid, voor de onaangepastheid. En uiteindelijk ook voor het plezier van theater maken.

Onder de vuile stoep ligt wel degelijk het warme strand.

Foto: Nichon Glerum