Hèhè. Na de wat bedenkelijke programmering van Jarig, een programma ter ere van het 25-jarig bestaan van Introdans Ensemble voor de Jeugd, gevuld met enkel (en niet al te jeugdig) werk van Jiří Kylián, komt het Ensemble met Feest duidelijk in stemmigere sferen, al was voor de geluidstechnici opener Bon Appétit! van Robert Battle – vanwege diefstal van de geluidsapparatuur – even flink improviseren.

Desalniettemin was deze reprise op muziek van Steve Reich (Music for pieces of wood) een brok uitbundigheid, een energieke mix van dansende bidsprinkhanen, Indiase apengoden en Afrikaanse tribal dans.

Psycho killer van Daniel Ezralow moet het meer hebben van een gimmick. Vier dansers, gekleed als figuranten in Top gun, zitten met fluorescerend geel klittenband aan elkaar vast. De titel slaat overigens niet op een seriemoordenaar, maar op het gelijknamige nummer van Talking Heads waar ze op dansen. Ezralow had wellicht wat meer kunnen doen met de elastieken – de belemmering werkt weinig belemmerend (dat deed Hans van Manen in Sticky piece met zijn klittenband toch beter) – maar het enthousiasme van de dansers maakt een hoop goed.

Een welkome herneming is Susto van León en Lightfoot. Sol León en Paul Lightfoot maakten de voorstelling oorspronkelijk voor het Nederlands Dans Theater, maar deze choreografie voor vier dansers (en een halve zandloper) laat zich ook prima vertalen naar jonger publiek. Ondanks het wat zware thema (de verstrijkende tijd) en dito muziek (de Vijfde Symfonie van Beethoven) blijft Susto verfrissend luchtig. Susto is de laatste voorstelling tot de pauze. Veel kleur hebben we tot dan toe nog niet gezien, naast de witte pakken in Bon Appétit! en Susto en de zwarte pilotentenues in Psycho killer.

Maar dat gebrek wordt ruimschoots goedgemaakt in Rave van ‘punkballerina’ Karole Armitage, een danseres/choreografe met een geschiedenis bij Ballet du Grand Théâtre de Genève, Merce Cunningham en videoclips van Michael Jackson en Madonna. Vierentwintig bontgekleurde dansers betreden het toneel. En met bont bedoelen we ook: bont. Alle kleuren van de regenboog komen voorbij. De ene is geel, de andere groen, weer een ander blauw, of paars. Hier en daar is nog een etnische of anderszins definiërende toets te ontdekken, zoals een Indianentooi en een Indiase netdoek.

Zo zou de danser met zijn paarse huid, zilverkleurige haar en zachtroze wollige chaps (denk cowboy) ook zo uit een gaybar hebben kunnen lopen (al draagt hij, gelukkig voor ons en de jeugdige kijkers, wel een onderbroek). De mannen ogen vrouwelijk, de vrouwen mannelijk. Maar het belangrijkste is: iedereen is uniek, maar toch ook deel van dezelfde familie.

Vooral de choreografie die Armitage voor Madonna’s videoclip Vogue – op haar beurt geïnspireerd op de gestileerde dans uit de New Yorkse gay ballroom scene – maakte is duidelijk in Rave terug te zien. Op een strakke beat nemen de dansers steeds nieuwe poses aan, soms samen, soms in grote groepen, soms alleen.

Rave debuteerde in 2001 net na 9/11, toch voel je hier vooral levenslust en overlevingsdrang. Had het allemaal wat dieper mogen gaan? Jazeker. Ergens voelt Rave als een wat de uit de hand gelopen United Colors of Benetton-modeshow. Maar de bonte kostuums (Peter Speliopoulos), felle achtergrondkleuren (Clifton Taylor), gave poses en dwingende muziek van David Shea sleuren je onherroepelijk mee. En, gezien de achtergrond van voguing en de uitdagende kleding en gestes is het nog een best een dappere keuze voor het jeugddansgezelschap. Al kun je met een boodschap als ‘iedereen is anders, iedereen gelijk’ natuurlijk niet vroeg genoeg beginnen.

Foto Rave: Hans Gerritsen