Dat je over de hedendaagse kunstwereld, en met name over het met veel arty-farty geneuzel ontspoorde gedeelte daarvan, een schurend portret kan maken bewees de Zweedse regisseur Ruben Östlund met zijn film The Square. Daarin wordt onder andere genadeloos geregistreerd hoe marketing met de inhoud van een kunstwerk aan de haal kan gaan als een paar überhippe millenials een filmpje voor de sociale media aan het maken zijn. In de betekenis van het kunstwerk zijn ze volstrekt niet geïnteresseerd, alleen in het aan de man brengen ervan.

In Dorian van de Belgische kunstenaar Christophe Coppens, als gastregisseur bij het Noord Nederlands Toneel, zien we wat er gebeurt als een kunstenaar zich daadwerkelijk heeft uitgeleverd aan de macht van de marketeers. Beroemdheid wordt belangrijker dan banale zaken als schoonheid, integriteit of zeggingskracht. Het gevolg is een dubbelleven waartegen niet iedereen bestand is. Niet voor niets laat Coppens deze kunstenaar zijn hoogtepunt qua wereldwijde faam beleven op zijn zevenentwintigste, de leeftijd waarop zo veel rocksterren de dood vonden, ten onder gegaan aan een extreem leven dat niet meer spoorde met de vroegere intenties. Het leven van de kunstenaar is dat van een rock-’n-roll-artiest geworden, inclusief de drank, de drugs en de groupies.

Dorian is losjes gebaseerd op Oscar Wilde’s roman The Picture of Dorian Gray. Daarin wordt van de knappe jongeman Dorian Gray een schilderij gemaakt. Dat portret is zo perfect geslaagd dat Dorian verzucht dat hij altijd wel zo knap zou willen blijven. ‘Ik zou mijn ziel geven als ik eeuwig jong zou blijven.’ En zie: zijn verzuchting wordt verhoord. In plaats van dat hij veroudert doet zijn portret dat. Maar zijn ziel blijft de zijne, hoe verknipt ook.

Waar Wilde zijn roman situeerde in de Londense high-society van de laat negentiende eeuw, speelt Dorian zich af in de mondiale kunstwereld van nu, met zijn hedendaagse supersterren als Anish Kapoor, Ai Weiwei en Damien Hirst. Zij figureren in een langere lijst succesvolle kunstenaars waarmee schrijver Javier Barcala er geen twijfel over laat bestaan wie hij op de korrel neemt in zijn kritiek op het huidige kunstklimaat. Over hun werk wordt niets gezegd, alleen dat ze een sterrenstatus hebben.

Dorian gaat over snel, hip en jong in een (kunst-)wereld waarin de marktwaarde belangrijker is dan een serieuze beschouwing over kwaliteit. En hoe dat tot een behoorlijk schizofrene situatie kan leiden. Ach ja, de tol van de roem. En iedereen kan tegenwoordig een superster worden door een mooiere versie van zichzelf te etaleren op YouTube of Instagram.

Maar is dit werkelijk de staat waarin de beeldende kunstsector zich bevindt? Zonder deskundige te zijn durf ik dat te betwijfelen. Dat Dorian ten onder gaat aan de onontwarbare verknoping van zijn privé- en zijn openbare leven is niet wereldschokkend, daarmee behoort hij inderdaad tot die ‘club van 27’.

Barcala wil veel, te veel aan de orde stellen in Dorian, van camp tot leeftijdsdiscriminatie en van het te mooie beeld dat mensen van zichzelf creëren op de sociale media tot hedendaagse cultuurkritiek. Regisseur Coppens, die als veelzijdig kunstenaar ook het decor en de kostuums ontwierp, weet deze veelheid aan thema’s niet tot een samenhangende eenheid te smeden. De voorstelling is losgeknipt in op zichzelf staande scènes die, zo lijkt het wel, elk een eigen thema hebben. Op de schouders van de acteurs rust de ondankbare taak hebben als dragers van ideeën te figureren, eerder dan dat ze toekomen aan het neerzetten van overtuigende personages. Het maakt de voorstelling veelal statisch van karakter.

Bizar wordt het ook nog, als tegen het eind de omgekomen vriendin van Dorian weer ten tonele verschijnt en zegt dat ze symbool staat voor ‘elke vrije, onverschrokken vrouw’. En dan volgt er weer een lijstje beroemde namen, variërend van Jeanne d’Arc tot Amelia Earhart. Nee, angst voor name dropping heeft Barcala zeker niet. Maar overtuigender wordt zijn tekst er niet van.

Foto: Reyer Boxem