Ulrike Quade maakt geëngageerd, surrealistisch en poëtisch beeldend theater, een combinatie van muziek, dans, performance, taal, poppenspel en beeldende kunst. Voor de nieuwe muziektheatervoorstelling Dorian Gray naar het beroemde boek van Oscar Wilde, werkt zij samen met Romain Bischoff, de muzikale leider van Silbersee, met een hele reeks ontwerpers, componisten en poppenspelers, en zelfs met een filosofische dramaturg (Thomas Lamers).

De voorstelling stroomt over van de goede ideeën, maar met het geheel had ik toch enige moeite. In het boek van Oscar Wilde The Picture of Dorian Gray uit 1890 wil een mooie jongeman altijd zo knap en jong blijven als op het portret dat er van hem is geschilderd. Die wens wordt vervuld en vanaf dat moment veroudert zijn portret maar blijft de mens Dorian Gray eeuwig jong.

In deze voorstelling is er geen geschilderd portret, maar een robot die op de jongen lijkt. Daarmee is het uitgangspunt radicaal veranderd. In tegenstelling tot het schilderij veroudert de robot niet, het is de menselijke jongeman die gaat zieltogen. Dit roept vragen op over wat een mens is, wat leven is, wat de dood is en of we kunnen leven zonder de dood. Maar op die vragen wordt uiteindelijk niet ingegaan. De moeilijkheid is dat er wel interessante ideeën zijn, misschien een teveel aan ideeën zelfs, maar geen werkelijke ontwikkeling. De conclusie ligt al bij voorbaat vast: zonder de dood is er ook geen leven, een robot komt dus pas tot leven als hij ook kan sterven.

Nu is de pop die in deze voorstelling voor robot doorgaat heel sympathiek (ontwerp: Marlou Breuls, poppenbouw Matt Jackson) en hij beweegt bijzonder mooi, maar je gaat toch niet met hem sympathiseren, als degene die als voorbeeld voor hem heeft gediend ligt te creperen. Het is ook geen werkelijk toekomstbeeld, want deze pop moet nog altijd door twee spelers worden bediend.

In de flyer wordt gesproken van een technologisch experiment over de maakbaarheid van de mens. Maar hoe de ziel van de jongen overgaat op de robot blijft voor mij een raadsel. Zo zijn er allerlei ideeën in deze voorstelling onuitgewerkt. Het libretto van Marcel Roijaards bevat geen handeling of verhaal, de muziek van Leonard Evers en Akim Moiseenkov is alleen af en toe overtuigend, het geheel is vooral raadselachtig.

Dat wil niet zeggen dat er geen fraaie elementen zijn. De geluiden die live schijnbaar vanuit het niets worden geproduceerd door de zangers zijn beslist intrigerend. De cast, bestaande uit bariton Job Hubatka, muzikant André Lourenҫo, mezzosopraan Kadri Tegelmann en percussionist Maarten Vinkenoog is uitstekend. Het toneelbeeld (Floriaan Ganzevoort) ziet er in alle eenvoud heel goed uit. Videokunstenaar Robert Liebner speelt op fraaie wijze met geprojecteerde woorden. De ideeënrijkdom is imposant, maar levert in mijn ogen uiteindelijk maar heel weinig op. Misschien was er te veel onuitgesproken tegenspraak tussen al die ideeën. Als regisseur heeft Ulrike Quade ze niet op één lijn kunnen krijgen.

Foto: Casper Koster