In De zuipkeet, een voorstelling die zich afspeelt rondom een eettafel in een niet nader te bepalen dorp in het oosten, nodigt een vader zijn zoon en dochter te eten uit. Van dat eten komt niet veel terecht, van jenever en wodka drinken des te meer. Dat is ook niet zo vreemd als je de geschiedenis van het gezin kent, die zich in de loop van de voorstelling langzaam ontrafelt.

Los van wat nagespeelde terugblikken in de tijd, blijft de voorstelling in het hier en nu, bij de twee kinderen die zich vanuit Amsterdam na jaren weer melden bij hun vader. Ooit runde de familie een zuipkeet op haar erf, waar iedereen welkom was. Vader en moeder waren dan wel opgeleid als acteurs, theater moest in de breedste zin van het woord worden opgevat, en eindeloze nachten lallen aan de bar konden ook best in die categorie vallen. Maar terwijl vader en zoon vrolijk shotjes voor elkaar verstopten op het erf en minderjarigen zich een delirium dronken, probeerde moeder van ellende een einde aan haar leven te maken.

De theaterfamilie in De zuipkeet wordt gespeeld door een familie die zelf geteisterd is door de gevolgen van verslaving en drankmisbruik: Joop, Mads en Margje Wittermans. Scenarist Marc Linssen schreef het verhaal naar aanleiding van interviews met de drie acteurs, die al eerder samen op het podium hadden gestaan, hoewel nooit als gezin. Het interessante is dat de onderlinge gezinsverhoudingen ergens onder de oppervlakte moeten doorwerken in de voorstelling. Alhoewel drankmisbruik een belangrijk thema is, gaat de voorstelling vooral over de dingen die in zoveel gezinnen spelen: het bevechten van je positie, het omgaan met herinneringen die soms vervormd zijn, en het vervallen in oude patronen.

De simpele setting van een huiskamer en het ophalen van herinneringen bieden genoeg kader voor het uitwerken van deze psychologische spanningen. Als de dochter haar vader herinnert aan de rotzooi die de zuipkeet hun vroeger opleverde, noemt vader tot twee keer toe dat zij toch ‘het stralende middelpunt van alles was’, om vervolgens in zijn zoons oor te fluisteren dat ze haar nu eenmaal erbij moesten houden omdat ze de verantwoordelijkste was.

Een van de mooiste momenten is dan ook wanneer de aan wodka verslaafde zoon onthult dat hij de as van zijn moeder bij zich draagt in een leeg sigarettenpakje omdat hij altijd een moederskindje is geweest. Een andere is wanneer dochter Leen haar vader schreeuwend vraagt waarom hij haar niet heeft leren lezen, lopen, fietsen of vechten, en dat vader schoorvoetend toegeeft dat hij zich geen raad met haar wist, omdat ze een meisje was. Tegelijkertijd blijkt zijn eigen drankzucht voort te komen uit de wens groots en meeslepend te leven, als een zigeuner, en wil hij niets liever dan ‘dat iedereen samen is’. Zo blijkt een te groot verlangen misschien wel zijn grootste mankement te zijn.

Drank maakt veel kapot, maar ook nuchter is de mens een kluns, zo blijkt maar weer. En dat is maar goed ook, want zo heeft de familie Wittermans genoeg materiaal om haar mooie spel in kwijt te kunnen.