Vader en zoon, 20 jaar later is het vervolg op de voorstelling Vader en zoon (1999), die Joop en Mads Wittermans vierentwintig jaar geleden maakten. In deze dialoog gaan ouder en kind (opnieuw) het gesprek met elkaar aan over ouder worden, generatiekloven en hun veranderde relatie.

Net zoals in de eerste editie (destijds geregisseerd door Matthijs Rümke, nu door Liesbeth Coltof), bestaat Vader en zoon, 20 jaar later uit bijdragen van zes toneelschrijvers. Joeri Vos, Marijke Schermer, Bodil de la Parra, Bouke Oldenhof, Jan Veldman en Rob de Graaf leven ammunitie waarmee Mads en Joop het gevecht aangaan. Dit doen ze in de vorm van een doorlopende dialoog, afgewisseld met monologen, muziek en een enkele keer een verstilde dansscène.

Het toneelbeeld is sober maar praktisch. Voor een beige gordijn, tevens dienstdoend als coulisse, staan groepjes stoelen en bureaus, een kapstok en een bankje, en hoge tafeltjes met uitgestalde rekwisieten. Gedurende de voorstelling schuiven Joop en Mads de decorstukken over en weer en vormen nieuwe kleine beelden in dit grotere beeld. Waar ze beiden beginnen in theatraal driedelig kostuum, kleden ze zich gaandeweg om naar gewonere, informelere kleding.

De dialogen raken aan een waaier van onderwerpen, variërend van wanneer je je vader tegenspreekt of wanneer niet, de dood van een ouder en het verschil in generaties, maar ook relatieperikelen en meer psychologische analyses van elkaar. Er zit herkenbaarheid in de vader-zoon-verhouding, met name in het constante gekibbel. Onder het script voel je het sentiment: dit zijn twee mannen die elkaar al zo’n halve eeuw in hun kielzog hebben, en nu hebben ze daar op toneel voor de tweede keer een uitlaatklep voor gevonden.

Er zit iets typisch, bijna karikaturaals in, geïllustreerd door een zinnetje aan het begin van de voorstelling: als je twee mannen naast elkaar over straat ziet lopen en ze zwijgen, dan kun je aannemen dat dat een vader en zoon zijn. Veel dieper dan dit soort platitudes wordt de herkenning jammer genoeg niet.

De teksten komen niet altijd goed uit de verf. Dat komt deels doordat het zes onafhankelijke, eigen teksten zijn, elk geschreven door een andere schrijver. Er zit continuïteit in de karaktertrekken van de mannen en de details van hun levens, maar het maakt de overkoepelende boog van de voorstelling wat mager. De voorstelling blijft hangen op het niveau van het gesprek en begint daardoor op een gegeven moment wat te slepen.

Het gepingpong van zinnetjes en woordjes verloopt soms stroef. Ze incasseren de woorden van de ander niet altijd, maar lijken elkaar meer als cue voor zichzelf te gebruiken. Dat maakt het acteerwerk wat houterig. Vader en zoon leken pas op ongeveer tweederde van de voorstelling lekker in hun rol te komen.

Beiden pakken wel hun spotlichtmomenten. In de tweede helft van de voorstelling gooit Mads olie op het vuur in een monoloog waarin hij stug volhoudt geen last te hebben van hechtingsproblematiek. Op het einde komt Joops frustratie naar buiten met een betoog over Mads’ generatie en diens mankementen.

Interessant is dat je er mettertijd achter komt dat beide mannen niet altijd sympathiek zijn, niet zonder gebreken, allebei een beetje een klootzak. Mads is conservatief, met een huis vol strikte regels en meerdere op de klippen gelopen huwelijken; Joop ontwijkt alle verantwoordelijkheden door te vingerwijzen naar anderen, onder het mom ‘anarchisme’. Ze zijn niet perfect en die spanning geeft Vader en zoon de smeuïgheid die het nodig heeft. Die imperfectie had meer centraal mogen staan, maar is door het hortende gehalte van de zes losse teksten wat ondergesneeuwd.

Het zijn bruuske, norse mannen die vooral tegen elkaar snauwen en zo nu en dan toch grommerig zeggen dat ze wél van elkaar houden. Het is een mooie boodschap, maar je moet hem er wel even uitvissen.

Foto: Bart Lindenhovius