Een fanatieke voetbalsupporter drinkt bier, is rechts, een beetje simpel en mag graag met voorwerpen gooien en in hekken klimmen. Een theatermaker behoort tot de linkse elite, drinkt (sorry, nipt) wijn, voert graag socratische gesprekken en analyseert liever een clublied dan dat hij het uit volle borst meezingt.

Nee, in De thuistribune van het Leeuwarder theatercollectief Illustere Figuren zijn de clichés bepaald niet van de lucht. Maar ze zijn er ook niet helemaal uitgegrepen. Want Collectief-lid Raymond Muller, die verantwoordelijk is voor de tekst en de uitvoering van de performance (met ondersteuning van danser Matija Franjes en muzikant/acteur Joeso Peters) kent beide werelden door en door.

Sinds hij als kind dertig jaar geleden het machtige geluid van het kolkende Cambuurstadion over zijn woonwijk hoorde rollen was zijn droom deel uit te maken van die fanatieke massa. Dat zijn eerste bezoek aan een open dag van Cambuur uitliep op een deceptie vanwege een arrogante voetballer die geen handtekening wilde zetten, sterkte hem eerder in die droom dan dat hij zich er door uit het veld liet slaan. Voetballers zijn immers niet de club (volgend jaar spelen ze net zo makkelijk elders), dat is de fanatieke aanhang. Zij vormen het hart en ziel van de club. Of ze nou F-side, Z-side of, zoals in Leeuwarden, MI-side heten.

In De thuistribune probeert Muller de wederzijdse vooroordelen niet te slechten. Hij weet als geen ander dat er tussen de voetbal- en de theaterwereld daadwerkelijk een grote kloof gaapt. Een beetje begrip over en weer, dat zou al heel wat zijn. In een prachtige scène in het begin doet hij daartoe een voorzichtige poging door samen met Franjes het collectieve armzwaaien van de supporters op een gestileerde manier om te zetten in een choreografie voor twee mannen.

In de regie van Ira Judkovskaja beweegt Muller op associatieve wijze, in min of meer op zichzelf staande scènes, vervolgens door de twee werelden waarin hij leeft. Hij laat zich vrijwillig (en bepaald niet zachtzinnig) door Franjes onder handen nemen en zich door Peters allerlei beledigingen welgevallen. Je moet tegen een stootje kunnen als je je passies serieus neemt.

Maar toch wringt het, ergens. Zoals hij zich thuis voelt in beide culturen, zo zouden die twee culturen toch ook iets van elkaar kunnen opsteken? Hij besluit een feest te geven waarvoor hij iedereen uitnodigt. In de vermakelijke slotscène doen de spelers alsof ze gedrieën op dat bomvolle feest aanwezig zijn. Het wordt niet helemaal het Feest der Verbroedering zoals hij zich dat had voorgesteld, daarvoor zijn de verschillen toch net iets te groot, maar zich daar druk over maken lijkt hem niet langer relevant. De conclusie die Muller trekt is dat zijn twee werelden uitstekend naast elkaar kunnen bestaan. En die vooroordelen over en weer? Ach, al is maar één iemand is die is gaan twijfelen over zijn eigen starheid dan is dat pure winst.

Foto: Lucas Kemper