Na het succesvolle Het lijden van de jonge Werther is de in 2016 afgestudeerde Eline Arbo terug met haar tweede Toneelschuur-productie dit seizoen. Een enscenering van Albert Camus’ De rechtvaardigen (1950), over een groepje Russische revolutionairen. Of terroristen. Een stuk over de vraag waar een rechtvaardige strijd overgaat in tirannie en hoeveel bloed een ideaal mag kosten. 

De rechtvaardigen balanceert lange tijd ergens tussen ironische distantie en oprecht onderzoek naar de drijfveren van revolutionairen, die een bomaanslag plannen op de Groothertog. Elk personage vertegenwoordigt een eigen standpunt, een eigen visie op de revolutie en Camus laat in zijn tekst die visies met elkaar botsen. Zoals Janek (Matthijs IJgosse), alias ‘de dichter’, met zijn romantische ideeën over sterven voor het ideaal, die recht tegenover de rechtlijnige Stepan (Chiem Vreeken) komt te staan. ‘Poëzie is revolutie!’, roept Janek. ‘Alleen de bom is revolutie!’, antwoordt Stepan.

Arbo verhult niet dat Camus zijn personages als hulzen voor ideeën gebruikte, maar benadrukt dat juist. Het geaffecteerde spel van de acteurs, met maniertjes en poses, onderstreept de kunstmatigheid. Zoals in de beginscène waarin met spanning gewacht wordt op de thuiskomst van Stepan in het appartementje waar de revolutionairen schuilen. Bommenmaker Dora (Judith van den Berg) staat er nerveus bij, trillend been, trillende lip, terwijl Laura de Geest als leider Boria (Boris in het stuk van Camus) quasinonchalant in de vensterbank zit. Elk geluid doet hen overdreven opschrikken.

En ook de kostuums van Rebekka Wörmann neigen daarbij passend naar clichématig. Zo gaat de poëtische Janek gekleed als een dandy, en loopt de klunzig naïeve Voinov (Benno Veenstra) erbij als een verloren padvinder. En dan hebben we het nog niet gehad over componist en muzikant Thijs van Vuure die met John Lennon-haar en bril in een hoekje op zijn balalaika tokkelt. Hij echoot met zijn aanvankelijk traditionele en later meer experimentele instrumentarium de mechanismen van een revolutie waarin het oude plaatsmaakt voor het nieuwe, waarbij de metronoom die naast hem staat te tikken ons constant herinnert aan de explosie die ons te wachten staat.

Met schijnbaar gemak wordt de grens tussen ironie en ernst overgestoken. Dat werkt soms wonderbaarlijk, zoals wanneer Voinov met sterke vibrato een Russisch lied aanheft terwijl het licht langzaam rood kleurt, de kleur van bloed, de kleur van de socialistische revolutie. Wat wordt ingezet als een grap, transformeert tot een oprecht mooi moment, waarin overtuiging de doorslaggevende factor blijkt. En toch beslopen me al snel vragen. Wat wil Eline Arbo eigenlijk zeggen met dit stuk? Iets over het huidige Rusland? Of het huidige Westen? En wat dan? En waarom in deze vorm?

Maar dan wordt, in een fantastische scène, letterlijk en figuurlijk de vorm gebroken en worden die vragen plotseling de inzet van de voorstelling zelf. Het is een opkikker die de voorstelling op dat moment ook echt nodig heeft. Om de scène te laten werken, moet de rek eruit zijn. En die is er dus ook uit. Ik moet toegeven dat ik me op dat punt al een tijdje zorgen zat te maken dat De rechtvaardigen niet meer zou zijn dan een bij vlagen heus geestig en prikkelende, maar niet heel urgente komedie en zat te snakken naar opschudding.

En juist dat bewijst eigenlijk de stelling van Camus dat de mens altijd in opstand is, aangedreven door haar eigen feilbaarheid. De mens zal nooit een perfecte samenleving kunnen creëren, maar verlangt wel naar volmaaktheid, en is dus altijd in verzet. Het is knap hoe Arbo die thematiek weet te vertalen in de wijze waarop ze vorm gebruikt in haar voorstelling. Immers, ook het theater heeft revoluties gekend en hier zien we in het klein hoe dat werkt. Arbo breekt met de vorm door er figuurlijk een bom onder te leggen.

Maar vervolgens wordt de oude vorm gewoon vervangen door een nieuwe vorm. Zoals revoluties leiden tot nieuwe ideologieën, die ook weer verabsoluteren en verworpen worden in een nieuwe revolutie. Het is een onvermijdelijke cyclus. En toch voelt het onbevredigend. Ik ben uiteraard niet zo onredelijk dat ik van Arbo verwacht dat zij met de vormelijkheid zelf kan breken, maar ik miste hier toch iets van een worsteling met de vorm. Want als de mens inderdaad altijd in opstand is, moet theater dan ook niet altijd in opstand zijn? Daar staat tegenover dat Arbo in het slotakkoord op verpletterend mooie wijze alle theatermiddelen (licht, muziek, acteurs) inzet. Misschien is dat haar antwoord. Zoals Dora in de voorstelling opmerkt: ‘Als je maar doet wat je kan en dat tot het uiterste.’

Foto: Sanne Peper