Ze komt op in smetteloze tutu, perfecte balletpassen makend op haar spitzen. Melodieuze dansmuziek uit ‘An der schönen blauen Donau’ begeleidt haar. Plaats van dans is de piste van Koninklijk Theater Carré. Het is 4 mei, 21.00 uur. De voorstelling heet De dans ontsprongen, gepresenteerd door Theater Na de Dam en Het Nationale Ballet.

Eerst zacht, maar aanvankelijk steeds luider en heftiger klinkt het hijgende gesteun van een man. Hij moet het dansmeisje zien, want zijn gehijg gaat gelijk op met haar sprongen, met haar klassieke wisselpassen en draaien. Het is een heftig begin. Dan komt de man op, gekleed in een ouderwets grijzig kostuum met daaronder wit overhemd. Drie musici zitten in de hoek van de verder lege piste.

Hier schrijven regisseur en auteur Gerardjan Rijnders, acteur Pierre Bokma en ballerina Igone de Jongh theatergeschiedenis. Het is voor het eerst dat ze samenspelen. Bokma vertolkt ene M., Josef Mengele, de gruwelijke Todesengel ofwel engel des doods, die in Auschwitz de gedeporteerde joden naar de gaskamers dirigeerde en misdadige medische experimenten op hen uitvoerde. De prima-ballerina is Igone de Jongh die het Hongaars-Joodse meisje Edith Eva Eger vertolkt dat danste voor Mengele, van hem een stuk brood als dank hiervoor kreeg en daardoor de gaskamers overleefde. De choreografie is van Peter Leung, de muziekregie van Wim Selles. De drie musici (viool, gitaar en cello) vertolken werk van Jeffrey Bruinsma, Reinier Baas en J.S. Bach. Van de laatste klinkt de Sarabande uit de tweede cellosuite plus een viool-improvisatie en een nieuw arrangement van de Sinfonia uit de 21ste cantate ‘Ich hatte viel Bekummernis’.

Er gaat een rilling al door het volledig uitverkochte Carré als Bokma zijn hand op de blote rug van De Jongh legt. Hij ontdoet haar van haar witte tutu en zij hult zich in een losse, zalmkleurige jurk; ze danst verder zonder spitzen. Bokma als Mengele heeft onophoudelijk het woord, en op geniale wijze sticht hij verwarring. Hij zegt dat hij Mengele niet is en zij al helemaal niet dat meisje met die te dikke bovenbenen dat een lelijk walsje danst. Het publiek in Carré moet niet denken dat zij zomaar een spelletje verkleedpartij spelen. Dat was toen en lang geleden, houdt Mengele het meisje voor, nu is nu. ‘We zijn verdwaald in het circus van de geschiedenis’, zegt hij. Bokma houdt haar voor dat ze dacht dat ze danste in de schouwburg van Boedapest, op muziek van Tsjaikovski’s ‘Romeo en Julia’. Maar het was voor hem.

Zo, scène na scène, verschuiven voortdurend de accenten van waargebeurd naar fictief, van huiveringwekkend echt naar bevrijdend levenskrachtig. Het is alsof De Jongh haar danspassen improviseert op Bokma’s tekst die door Rijnders met een briljant gevoel voor distantie én betrokkenheid is geschreven. Zijn keuze voor een theatertekst die onophoudelijk zweeft tussen echt gebeurd en dat wat de tijd inmiddels aan vroeger heeft vertekend is de enige manier. Hij vertelt geen historisch relaas, maar een spel van fantasie, gruwelijke waarheid en verzinsel. Het mooie en het huiveringwekkende houden elkaar prachtig in evenwicht.

De voorstelling is mede geïnspireerd door het boek De keuze van de inmiddels 91-jarige Eger, alsook door het grote interview in de Volkskrant door Antoinette Scheulderman uit 2017 met Eger. Ook twee boeken over Mengele (De verdwijning van Josef Mengele en Assistent van Mengele) dienden de auteur. Het is schitterend en wreed-teder tegelijk als Mengele zich jegens de ballerina alsmaar lijkt te verontschuldigen: we zijn zielsverwanten, voegt hij haar toe, we groeiden beiden op aan de oevers van de Donau ‘waar ik viste’ en beiden zoeken we de perfectie van het lichaam, jij in de dans, ik in mijn medische experimenten. Eigenlijk zijn we een tweeling: jouw drie namen beginnen met een ‘e’ en in mijn naam Mengele zitten ook drie ‘e’s’.

Hij vraagt haar niet voor hem te dansen maar met hem. En dan, aan het slot, klinkt van Bokma een ijzig akkoord waarin hij uitroept dat het fascisme nog lang niet voorbij is, kijk maar om je heen, overal heerst en gedijt het nog. Ballet en dood: die twee zijn in De dans ontsprongen onlosmakelijk met elkaar verbonden. De uitvoering is van een imposante, aangrijpende schoonheid. Aan het slot bood Igone de Jongh een boeket bloemen aan aan Edith Eger. Geschiedenis kreeg in het theater zelden zo’n intense en nabije vertolking.

Repetitiebeeld De dans ontsprongen: Roger Cremers