De voorstelling wordt beheerst door een voorwerp, een stil, levenloos ding. Het moet een choepa verbeelden, een traditioneel joods huwelijksbaldakijn. Maar deze choepa heeft zes poten, niet vier zoals het hoort. Hij reikt ook tot in de tribune – de toeschouwers op de eerste rijen zitten er zo’n beetje onder, ze worden als het ware de tent ingezogen.

Alle toeschouwers zitten sowieso ongemakkelijk dicht op de handeling, ze zijn bijna geen toeschouwers meer. Vanuit die positie kijken ze naar wat buiten het theater een privé-aangelegenheid is voor bruidspaar, familieleden en vrienden. Ze beginnen te kijken met beleefde, afstandelijke belangstelling: goh, leuk, een joodse bruiloft, hoe zou dat gaan? Maar die houding wordt ze niet lang gegund. Dit is geen gewone joodse bruiloft – ze moeten meedoen, steeds opnieuw positie kiezen, en het wordt hen daarbij niet gemakkelijk gemaakt.

De twee ceremoniemeesters zijn naar eigen zeggen ‘kwartjoden’. Ze maken lompe Hollandse grappen, met vette Hollandse knipogen naar de Israëlische familieleden van de bruidegom op de eerste rij. Over de besnijdenis bijvoorbeeld. Wanneer de bruid een Feyenoord-fan blijkt te zijn, heffen ze spontaan het strijdlied tegen Ajax aan: ‘Hamas, Hamas, alle Joden aan het gas!’ Steeds opnieuw wordt het feest van de trouwerij verstoord door de olifant onder de choepa: Israël, het land dat alle Joden en niet-Joden dwingt tot onmogelijke stellingnames. ‘Laten we het niet meer over Israël hebben!’ roept de bruidegom wanhopig uit. Hij wenkt zijn bruid. ‘Kom, laten we dansen!’ Ze laat zich met moeite overhalen en wendt zich herhaaldelijk ook weer van hem af. Omdat het nooit over haar gaat, maar alsmaar over hem. Of is het: over Israël? De bruidegom weet het ook niet meer. ‘Israël!’ roept hij op zeker moment. ‘The last line of defense van de beschaving tegen de moslimzombies!’ Sarcasme of gemeend? Het publiek worstelt nog met die vraag als de olifant zich opnieuw manifesteert, voor de zoveelste keer.

De laatste dans is de afsluiting van de zesdelige reeks theatervoorstellingen Het beloofde feest, waarin theatermaker Ilay den Boer (26) zijn relatie met Israël onderzoekt, het land waar hij werd geboren en dat hij op zijn derde verruilde voor Nederland. Noodgedwongen: de eerste intifada was net losgebarsten, en zijn ouders vonden het niet langer verantwoord te blijven. De kleine Ilay heeft hen dat lang kwalijk genomen. Vooral zijn moeder, die hem opvoedde – zijn vader ging spoedig zijn eigen weg. Waarom moest hij weg uit dat land waar altijd de zon scheen en waar sinaasappels aan de bomen groeiden?

Met zulke vragen confronteerde hij zijn moeder in gefilmde gesprekken in Eet smakelijk!, de eerste van de zes uit 2009, een bar mitswa-maaltijd nagespeeld in het theater, met de toeschouwers als daadwerkelijk smullende tafelgasten. In de vier voorstellingen daarna speelde Ilay steeds zichzelf tegenover achtereenvolgens zijn oma (Janken en schieten, 2009), zijn vader (Dit is mijn vader, 2010), zijn opa (Zoek het lekker zelf uit!, 2011) en zijn jongere broer (Broer, 2012).

De laatste dans is de eerste waarin Den Boer zich láát spelen, door Tim Murck. Dat had hij nodig, legde hij deze week uit aan NRC Handelsblad-critica Herien Wensink. ‘De afgelopen vijf jaar waren heftig. Binnen het theaterwereldje ging ik van volstrekte nobody opeens naar de grote belofte.’ De olifant in zijn zes voorstellingen werd een obsessie. Het dieptepunt kwam toen hij Dit is mijn vader speelde in Straatsburg, terwijl in die stad net een grote anti-Israël-demonstratie werd gehouden. ‘Toen kroop de angst onder mijn huid.’

Den Boer zocht steun bij een paar van zijn beste vrienden: Tim Murck en Jack Vecht, wiens personage in De laatste dans de echte Den Boer in een speech genadeloos fileert als iemand die zichzelf teveel centraal stelt in de wereld. ‘Ilay, jouw karakter is in één woord samen te vatten: Ik!’ Spaar me niet, was Den Boers opdracht aan Vecht. Daardoor, vindt hij zelf, is De laatste dans ‘de meest waarachtige en meest persoonlijke’ voorstelling geworden in de reeks Het beloofde feest. Misschien – net als zichzelf laat hij bruid Bien, zijn echte vriendin, acteren, door Sofie Joan Wouters. Een moeilijke rol, want ‘Bien’ heeft nauwelijks tekst – ze verkeert tenslotte consequent in de slagschaduw van ‘Ilay’ en zijn olifant. En wanneer ze wat zegt, horen we haar vette accent: Wouters is Vlaams. Hoezo dan Feyenoord-fan? Wouters’ rol is te weinig uitgewerkt – een ongewilde bevestiging van Vechts vernietigende toespraak. Buiten schuld van de actrice verwart hij het publiek over haar personage, en dat leidt af van Den Boers spiegelspel met zijn eigen emoties en die van zijn toeschouwers.

Maar het slot van De laatste dans is ijzersterk. Het publiek wordt samengedrongen onder de choepa. De zijdoeken vallen naar beneden en lampen beschijnen het dak: plotseling worden we omringd door wilde geschilderde taferelen die de realiteit van Israël combineren met het ‘beloofde feest’ dat nooit kwam. Gevechten, schreeuwende mensen, kogels en kreten. ‘Zet er een hek omheen en het wordt een kamp!’ schreeuwt de bruidegom. ‘Gooi er een bom op en het feest is voorbij!’ Nog even zien we een nieuw filminterview met de echte moeder van de echte Ilay, die hem rustig, ouderlijk-vermanend toespreekt over ‘je eigen onvermogen om met het onderwerp om te gaan’. Dan valt het doek. Na het applaus begint Ilay te spelen met zijn band – het feest van de berusting kan beginnen.

Foto: Jochem Jurgens