Halverwege de voorstelling Blind zit een mooi, intiem moment, waarin de dochter haar oude vader voorzicht wast met een teil water en een washandje. Het is een ontroerende glimp van zorgzaamheid en toenadering, een welkom moment waarop het stuk even een andere toon aanslaat.

Niet lang daarvoor beet zij hem nog toe dat hij ‘niet zo maar een racistische klootzak’ is, maar ook nog eens haar vader. En hij, vervolgens: ‘Het moet ontzettend koud zijn om met jou te leven.’ Het onbegrip voor de denkbeelden van de ander is wederzijds en halsstarrig. Dat kan theatraal vuurwerk opleveren, maar in Blind resulteert het vooral in statisch toneel.

Decorontwerper Sanne Danz situeerde de personages in een stijlvolle gevangenis, met houten lamellen als elegante tralies. De twee zitten vast in een beveiligde gated community in, waarschijnlijk, Zuid-Afrika. Hij verdiende veel met zijn bedrijf, over de ruggen van de zwarte bevolking, kinderen soms, die voor vrijwel niets bij hem werkten. Maar dat is het systeem, riposteert hij als zijn dochter hem een verwijt daarover maakt: ‘Iedereen die iets verdient, doet dat nu eenmaal over de ruggen van anderen.’ Dat zijn dochter inmiddels met een zwarte man getrouwd is, is volgens hem vooral een manier om zich te revancheren op haar vader.

Blind is een in potentie interessant ideeënstuk waarin de halsstarrigheid van de oudere generatie finaal botst met het al even hardnekkige idealisme van de generatie daaronder. Daarmee is Blind ook een klassiek familiedrama dat onderzoekt hoe rekbaar de band tussen ouder en kind is – erg rekbaar, blijkt maar weer, want hoe graag de dochter toch wat minder bezig zou willen zijn met ‘dat hele familiegebeuren’, ze blijft zich keurig melden bij haar vader.

Het is jammer dat toneelschrijver Lot Vekemans – die voor het eerst zelf ook regisseerde – de vader zo weinig aanknopingspunten gaf om mee te sympathiseren. Dat maakt van hem niet alleen een eenduidig personage, maar het wordt je vooral nogal moeilijk gemaakt om géén partij te kiezen voor de dochter. De voorstelling, die toch al wat kabbelend van toon en dynamiek is, biedt daardoor weinig echt spannende kijkervaringen.

Dan helpt het natuurlijk dat je fijne open toneelspelers als Helmert Woudenberg en José Kuijpers op de vloer hebt. Met name Kuijpers neemt de toeschouwer met klein spel mee als ze zich voor de zoveelste keer – ingehouden zuchtend – herpakt, en haar vader toch maar weer een nieuwe kans geeft.

Het grootste probleem is dat er uiteindelijk vrijwel geen enkele ontwikkeling in (de denkbeelden van) de personages zit. Ook als er eindelijk een belangrijke, persoonlijke onthulling wordt gedaan die al vanaf het begin wordt voorgesorteerd, heeft dat vreemd genoeg nagenoeg geen zichtbaar effect op de onderlinge verhoudingen. Het voorzichtig hoopvolle einde komt daardoor tamelijk uit de lucht vallen.

Foto: Karin Jonkers