Namen hebben ze niet in de voorstelling, de vijf dansers die samen de crew van B-BOY vormen. Als individu representeer je niet zozeer jezelf, maar ook je crew en je stad. Maar juist in dat collectieve geeft theatermaker Jolande Spoel elk een eigen gezicht, een eigen verhaal.

Dat eigen verhaal is te horen en te zien in de vooraf opgenomen interviewfragmenten, rechts op het podium geprojecteerd. Ook hier noemen ze hun naam niet, en zien we vooral flarden. Van gezichten, maar ook van moves en voetenwerk. Het is de dans die de vijf een duidelijk van elkaar te onderscheiden karakter geeft. De gemakkelijkste vorm daarvoor is de one on one battle, en hoewel die ook hier niet ontbreekt, staat hierin niet de strijd maar de saamhorigheid centraal.

B-BOY draait niet zo zeer om de beste willen zijn, maar om op een speelse wijze elkaar met een onverwachte opeenstapeling van moves proberen te overtreffen. En het keiharde trainen dat nodig is om de top te bereiken, de blessures en bijbehorende twijfels als het niet lukt én het elkaar aan blijven moedigen, letterlijk opvangen als dit nodig is en het aan elkaar doorgeven van wat jij kunt om je crew beter te maken.

Hierin verschilt dit deel van de voorstelling niet van een willekeurige documentaire over welke topsport dan ook en de fysieke prestaties van de dansers maken duidelijk dat de nominatie om te worden toegelaten tot de Olympische Spelen van 2024 in Parijs niet louter is gebaseerd op een poging jongeren bij de Spelen te betrekken.

Tegelijkertijd toont de voorstelling ook het verzet tegen het labelen van deze dansvorm als ‘sport’. Aan het begin, dat juist niet spectaculair is, liggen de vijf dansers op de grond. Allen bewegen in hun slaap, maar een van hen droomt nieuwe moves, eerst langzaam, maar onbedwingbaar leidt dit visioen tot grote bewegingen en het begin van de voorstelling.

Daarin zitten ook zeer energieke groepschoreografieën, maar spektakel en uiterlijk vertoon zijn slechts bijzaak in B-BOY. De voorstelling wil ook kwetsbaarheid tonen en laten zien hoe deze dansvorm los van regeltjes zich voortdurend ontwikkelt. Dat is te zien aan het einde: als de vijf mannen geconfronteerd worden met ‘een meisje’ dat niet aan flares of headspins doet, maar met snelle arm- en voetbewegingen het fysieke geweld van de mannen van een nieuwe dimensie voorziet, en hoe juist de combinatie van beide weer iets geheel nieuws op kan leveren.

Een maatschappelijk thema ontbreekt. Deze voorstelling wil niets zeggen, maar louter zichzelf tonen. Kleur, afkomst, opleiding of politieke overtuiging spelen geen enkele rol. Het decor van Laura de Jong toont niet voor niets één huis. Er is geen statement, alles draait om de mentaliteit. En daarmee illustreert B-BOY exact de Staat van het Jeugdtheater die Moniek Merkx, artistiek leider van Maas theater en dans, begin deze maand uitsprak.

Foto: Guido Bosua