‘Is breakdance een sport?’ vraagt de interviewer. Breakdance staat op de nominatie om te worden toegelaten tot de Olympische Spelen van 2024 in Parijs. Vandaar die vraag.

‘Nee!’ antwoordt meervoudig wereldkampioen breakdance Menno van Gorp gedecideerd in een interview met NOS Sport van afgelopen maart. ‘Op een breakdance event kom je niet om te winnen. (Al win ik ze bijna allemaal, haha.) Het gaat er niet om wie de meeste rondjes draait of het hoogste in de lucht vliegt. Het gaat er niet om wat je doet maar hoe je het doet. Heel belangrijk is dat je het op je eigen manier doet. Voor mij is het daarom een kunstvorm.’ Met andere woorden: breakers zijn er niet op uit om records te breken, kennen niet de obsessie door de meetlat en de stopwatch. Wat telt is stijl– met de nadruk op persoonlijke stijl.

Dat winnen niet het hoogste doel hoeft te zijn – dat vond ook Baron Pierre de Coubertin, op wiens initiatief in 1896 in Athene de eerste ‘wederopstanding’ van de antieke Olympische Spelen plaats vond. Van hem is de uitspraak: ‘L’important dans la vie n’est point le triomphe, mais le combat. L’essentiel, ce n’est pas d’avoir vaincumais s’être bien battu.’ Vrij vertaald: ‘Waar het in het leven op aankomt is niet de triomf, maar het gevecht. Het essentiële is niet dat je gewonnen hebt, maar dat je je goed hebt geweerd.’ De ‘winst’ die er op de Spelen te behalen viel bestond in beter onderling begrip tussen atleten uit de hele wereld. Van wedijver mocht geen naijver komen. Herstel van de antieke Spelen kon helpen om oorlog te voorkomen – in een tijd waarin Frankrijk op wraak zon voor de nederlaag van 1870.

Als het over ‘winnen’ gaat, hadden de baron en de breaker elkaar dus wel kunnen vinden. Maar in de praktijk van vandaag gelden sport en kunst doorgaans als twee wel te onderscheiden terreinen. Van Gorp wijst de suggestie dat hij sport zou bedrijven meteen af, maar laat een achterdeurtje open voor wie er anders over denkt. En nu gaan er sinds enkele jaren stemmen op die voor breakdance toegang bepleiten tot de Olympische Spelen, hoogste top van de sportwereld.

Tegelijkertijd verliezen de traditionele, strak gereglementeerde wedstrijdsporten onder jongeren aan populariteit ten gunste van funsports, zoals skateboarding, BMX of free running, sporten waar je niet hoeft te winnen en die veel ruimte laten voor eigen creativiteit. Het gevolg is kwijnende clubs en slinkende inkomsten. Dat ontgaat ook de top van de Olympus niet, en daar begint men dan ook om te zien naar nieuw, groter en jonger publiek. In dat kader wordt ook toetreding van breakdance tot de Spelen bespreekbaar. Intussen hebben breakers al wel meegedaan aan de Olympische Jeugdspelen in Buenos Aires in 2018.

Breakdance is niet tussen het pluche geboren maar letterlijk op straat, in de ‘battles’ waarin b-boys of b-girls elkaar uitdagen en proberen te overtroeven met virtuoze moves. Een product van straatcultuur, door jongeren zelf gecreëerd. Breakdance is volkomen internationaal. Breakers van overal ter wereld ontmoeten elkaar bij talloze gelegenheden; in Nederland bijvoorbeeld op het Notorious IBE (International Breakdance Event) in Heerlen, georganiseerd door Tyrone van der Meer.

De kandidatuur van breakdance voor toelating tot het Walhalla van de sport wekt gemengde gevoelens. Lloyd Marengo, een Rotterdamse b-boy van het eerste uur, vertelt aan me de Olympische Spelen als een elitaire aangelegenheid te zien, in scherp contrast tot de straatcultuur die breakdance heeft voortgebracht. De ‘straat’, dat is The Bronx – het ghetto. ‘Pijn, armoede, frustratie’ beheersten volgens Lloyd de omgeving waarin de dansers opgroeiden en dat mag vandaag niet vergeten worden. Met hun moves bestookten ze als het ware de maatschappij die hen in de achterbuurten had gedumpt, zoals rappers dat deden met hun teksten en graffiti-writers met hun pieces. Wat Lloyd betreft moet breakdance in zijn Olympische context zijn oorsprong in ere houden en misbruik – zoals voor politieke of commerciële doeleinden – tegengaan.

Lloyd Marengo is niet de enige die oproept tot waakzaamheid tegenover sport. Kunst moet je niet ‘versporten’, vindt Niek Traa van de wereldwijd bekende breakdance-crew The Ruggeds uit Eindhoven. Volgens Paul van Dal – lid van The Ruggeds, nu voornamelijk organisator, mede-oprichter van de Nederlandse Breakdance League en contactpersoon tussen diverse instanties die betrokken zijn bij het plaveien van de weg naar de Spelen – is het een ‘superbelangrijke voorwaarde’ dat breakdance op ‘de juiste manier wordt gepresenteerd’ door de ‘juiste’ personen. Er ‘mag niets worden georganiseerd als het niet is zoals wij het gewend zijn’, dat wil zeggen ‘volgens onze normen en waarden’. ‘De WDSF moet dat goed snappen,’ aldus Van Dal. De World DanceSport Federation is de instantie die het IOC het voorstel doet om breaking als ‘nieuwe sport’ toe te laten tot de Olympische Spelen van 2024 in Parijs.

Wat die normen en waarden precies inhouden bleef vaag, ondanks een seminar over ‘The Olympic Goldrush’ dat tijdens het IBE 2019 werd georganiseerd en geleid door Jur Bouterse, de filosoof van het IBE. Bouterse vraagt zich af of zich hier niet een perfecte gelegenheid voordoet om, in plaats van te hameren op de verschillen tussen kunst en sport, te onderzoeken wat ze aan elkaar kunnen hebben. De definitieve beslissing van het IOC wordt pas eind 2020 verwacht; er is dus tijd genoeg om vast te stellen tot hoe ver men elkaar tegemoet wil komen. (Bijvoorbeeld op het punt van de jurering.)

Dáár ligt volgens Bouterse een prachtige uitdaging voor beide partijen.

Foto: Adrenaline van The Ruggeds, Little Shao