Het roodharige weeskind Annie is terug, dit keer in een productie van de Theateralliantie en Mark Vijn Theaterproducties, die de bekende traditionele gegevens combineert met moderne elementen.

Het 11-jarige meisje Annie woont in een weeshuis waar de ellendige juffrouw Hannigan (Willemijn Verkaik) haar het leven, en dat van de andere weeskinderen, zuur maakt. Op een dag wordt ze uitgekozen om bij wijze van liefdadigheidsproject kerst te komen vieren bij miljonair Oliver Warbucks (Edwin Jonker). Als die hoort dat Annie nog steeds op zoek is naar haar ouders, zet hij een grootse zoekactie op touw, die natuurlijk de nodige oplichters aantrekt, waaronder Hannigans broer Rooster (een goed getimede, opvallende Sjoerd Spruijt).

Deze Annie ademt, traditiegetrouw, de sfeer van de jaren dertig, met klassieke silhouetten, permanentjes en ouderwetse radiobakwerken. Annie is nog steeds de karakteristieke rode krullenbol zoals ze ooit getekend werd door Harold Lincoln Gray in zijn stripverhaal Little Orphan Annie uit de jaren twintig. Die laatste vormt de inspiratie voor de vormgeving van Daniel Ament, die deze Annie daarmee anders dan anders maakt. De sfeer van de stripwereld is in het hele concept doorgevoerd, van het getekende decor in verschillende kaders en authentieke kleuren, tot de slapstickachtige geluidseffecten en de soms naar het karikaturale neigende bewegingen van de personages. Het is altijd leuk als een klassieker in een nieuw jasje wordt gestoken, en vooral als dat goed wordt uitgevoerd.

Ook het verhaal van Thomas Meehan en de liedteksten van Martin Charnin zijn bewerkt en van een nieuwe vertaling voorzien, door Rob de Graaf en Roy Peters. Er is hier en daar wat aan het script geschaafd, en de liedjes van Charles Strouse zijn door Jeroen Sleyfer van nieuwe arrangementen voorzien. Vooral de ritmesectie trekt ze af en toe wat meer naar het heden, en dat werkt heel aardig. Anderzijds blijven er wel wat kansen liggen; zo is een van de leukste liedjes, ‘Zwaar bestaan’, ingekort. De vertaling van de kanjer ‘Tomorrow’ (‘Morgen’) gaat hier over die éne dag van je dromen die zal komen. Dat is een heel ander sentiment dan het ‘hou vol, want er komt altijd weer een nieuwe dag’ dat zo in het origineel doorklonk. Daardoor boet het nummer aan kracht in, ook door de setting – Annie die in haar eentje aan een bureau aan haar weeskameraden een wel erg poëtische brief schrijft voor een kind van 11. Maar aan het eind van de dag staat Ida Verspaandonk als Annie er wel prachtig helder te zingen. Ze is een erg leuke Annie: grappig, niet op haar mondje gevallen en toch ook schattig.

Daartegenover staat de aanvankelijk wat monotone Warbucks van Edwin Jonker. Het is jammer dat zijn vriendelijke kant zo lang onderbelicht blijft, wat ook komt doordat er een één-op-één-scène mist waarin hij en Annie naar elkaar toetrekken. Nu komt zijn beslissing om haar te adopteren wel heel abrupt. Ook zijn liefde voor zijn vriendelijke assistente Grace (Eva van Gessel) is tot op het laatste moment nogal ver te zoeken.

De andere hoofdrolspeler, Willemijn Verkaik, zet juffrouw Hannigan overtuigend neer als een zielige middelbare dronkenlap, die snakt naar mannelijke aandacht. Haar gegrom en gegrimas slaan soms echter door in effectbejag; nog eens keihard een noot eruit belten, omdat het kan.

Opvallend is dat de productie enerzijds moderner is gemaakt, maar anderzijds op bepaalde vlakken achterblijft. De makers stopten het script vol met actuele verwijzingen, die soms wel aardig zijn, maar ook vervreemdend kunnen werken of ronduit grof zijn (Annie die ‘krijg nou tieten’ roept, en hier en daar een ‘fuck’). Dat Jonker als zwarte man de steenrijke autoriteitsfiguur speelt die in talloze eerdere producties in de vorm van een witte kale man is gegoten, verdient geen bijzondere benoeming in 2019 waarin je mag verwachten dat inclusiviteit een vanzelfsprekendheid is. Anderzijds is de rest van de cast erg wit. De president (Doris Baaten) is in deze productie niet meer Franklin D. Roosevelt maar een (weliswaar naamloze) vrouw, en dat zou eenvoudigweg een mooi gegeven kunnen zijn, als ze niet zo masculien werd neergezet en als president zo weinig in haar mars lijkt te hebben; de regeringsideeën komen van Annie en van haar ministers. Daar tegenover staat wel dat de reprise van ‘Morgen’ een mooie dubbele lading krijgt op het moment dat zij en haar grotendeels vrouwelijke werknemers in koor zingen dat hún tijd ook nog wel zal komen.

Maar vooral valt op dat er geen enkele kritiek wordt gegeven op het kapitalisme dat zo luchtig tentoongesteld wordt in deze musical. Gray was zelf een uitgesproken Republikein, en dat sentiment is duidelijk terug te horen in de oneliners van Warbucks: ‘Als je maar hard genoeg werkt, kom je er wel’ is de boodschap die geen enkel tegengeluid krijgt. Net als: ‘Jij gaat pas winnen als een ander gaat verliezen’, of iets in die Trumpiaanse zakenmannentrant. Warbucks laat zien: als je maar rijk genoeg bent, kan je krijgen wat je wilt. Dat dat nergens bevraagd wordt, voelt toch een beetje teleurstellend.

Wat overblijft is een degelijk uitgevoerde, vermakelijke musical met herkenbare liedjes die er picobello uitziet. Niks mis mee.

Foto: Roy Beusker