Toen Miet Warlop in 2004 op Theater aan Zee (Oostende) de prijs voor jong talent won, was er lichte consternatie. Hoe kon een beeldend kunstenares die geen theateropleiding had genoten, een theaterprijs krijgen? Nu kijkt men raar op dat men zich daar toen druk over maakte. Zeker na al de producties die Miet Warlop ons schonk.

Twaalf jaar geleden was dat Springville. Hoogste tijd vond ze om die productie als een herinnering te herbeleven. En in Oostende deed ze dat op de speelplaats van het college waar James Ensor en Leon Spilliaert middelbare school hebben gelopen. Dat maakte de voorstelling nog meer bijzonder.

Menig beeldend kunstenaar leeft zich in zijn of haar atelier graag uit. Dat is de speelplek, dat is de plek waar hij of zij kan stoeien met materialen, kan experimenteren, reflecteren en tuimelen. Zoals ook op een schoolspeelplaats kinderen en jongeren met elkaar kunnen stoeien, zonder elkaar bewust pijn te doen, waar men elkaar wat kan plagen, met elkaar speelt en ontspant. We kennen het Engelse woord ‘playground’ daarvoor, het Duitse Tummelplatz (letterlijk tuimelplaats) vind ik nog beter.

Freud noemde zijn therapieruimte een Tummelplatz, een ruimte ‘om je in bijna volledige vrijheid te ontplooien.’ Wat Freud ervan vindt zal Miet Warlop worst wezen, laat staan tot welke interpretaties zijn analyses van haar werk zouden hebben geleid. Voor haar is het podium zo’n ruimte om volledig vrij te zijn en te creëren. En op Theater aan Zee kon ze spelen en buitelen op een echte door vier muren omringde speelplaats van de school waar grootse beeldende kunstenaars vroeger op zijn minst rondgehangen hebben.

Op de speelplaats staat een groot kartonnen huis. Tegen een muur staat een elektriciteitskast op benen. Het schuift wat naar links en rechts, staat stil, zakt naar voor, weer terug, dat alles gaat traag. Plots vliegt er door het kartonnen raamluik een man de scène op. Verdwaasd blijft hij liggen, kijkt schichtig om zich heen, krabbelt overeind, zet een vuilniszak tegen de muur en verdwijnt door de deur naar binnen. Zo scharrelt en snuffelt er rond het huis nog een kartonnen doos op benen, wandelt er een ronde receptietafel rond en voert een dubbellange jogger zijn opgelegde oefeningen uit.

Objecten krijgen door de menselijke benen iets antropomorfisch, maar blijven toch vooral object. Meestal worden voorwerpen menselijke figuren doordat ze ogen hebben opgeplakt gekregen. Hier is dat niet het geval. Hier zijn het echte benen. En die ontkrachten paradoxaal genoeg menselijke elementen. Er ontstaat – traag spannend – interactie tussen de wandelende objecten en de jogger en dat zorgt voor kostelijke verrassingen. Overrompelend is ook de climax (met elementen uit Amusement Park uit 2017, een metaforische installatie die het kunstencentrum Vooruit in Gent tot nieuwe energie wilde bewegen.)

Miet Warlop ontpopt zich als een springlevende homo ludens die eigen werelden creëert zonder vastliggende natuurwetten en logische verbanden. Zij schept een absurdistische wereld: maf, knotsgek, maar niet potsierlijk en would-be olijk. Alles zit gegoten in een strakke en goed getimede scenografie. Dat leidt in zijn – schijnbare – eenvoud tot een beeld van een surrealistische ruimte, vol verrassingen en verwondering (dat laatste is een hoofdthema van deze editie van Theater aan Zee van gastcurator Caroline Pauwels, rector van de Vrije Universiteit Brussel). Als de productie gaat toeren in schouwburgen zal de eindbeleving anders zijn dan in de open ruimte van de speelplaats. Maar ik vermoed even intens en memorabel.