Vaders en zonen. Zelden heb ik voorstellingen gezien over vaders en zonen zonder dat er relationele conflicten of generatieconflicten zijn tussen die twee. Vaders en volwassen zonen die liefdevol samen optrekken, elkaar steunen, aanmoedigen, in de twee richtingen, elkaar vertrouwen en voor elkaar zorgen, dat kom je op de bühne niet vaak tegen, maar in deze al lang klaarliggende circusdansproductie van Hanna Mampuys en Toon Van Gramberen des te meer.

Vier vaders en vier zonen staan op de speelvloer. Drie zonen zijn professionele circusartiesten, één zoon is wiskundeleraar én een goede acrobaat. De vier vaders zijn leraar, kleuterleider, grafisch vormgever en coördinator in de sociale sector. En het zijn sportieve mensen die wel van een uitdaging houden. Vier vaders, vier zonen, in het echt, en op toneel. Ze spelen geen personage, ze zijn zichzelf, ze zijn natuurlijk wel gebonden aan hun rol in de enscenering. Die is strak en strikt getimed, wat voor het uitoefenen van dansante acrobatische kunsten nu eenmaal vereist is.

In het begin van de voorstelling hoor je stemmen. Op een scherm kun je lezen wat ze over elkaar zeggen, zie je in het donker vage silhouetten van mensen die twee aan twee over het toneel lopen, stilstaan, dicht bij elkaar staan, afstand nemen, weer weggaan. De teksten stoppen, de scène is verlicht, de vier duo’s ontmoeten elkaar, begroeten elkaar, wat onwennig en gereserveerd, gaan op een rij zitten, spelen een spel van plaats wisselen, zonder stoel, daarna met stoel over het podium.

Grondacrobratische oefeningen volgen, de vaders volgen de zonen, per duo, in groep. Zoon draagt vader. En ook vader draagt zoon. Zoals vroeger toen de zonen nog klein waren en de vaders oh zo groot. Een zoon maakt een salto, de vader doet het niet na. Ouder worden, tja. Maar in het spel om op elkaar te gaan staan doen de vaders des te gretiger mee.

Dat alles gebeurt onder pianoklanken die steeds onderbroken worden door mechanische klikgeluiden, als bij een muziekdoosje dat steeds opgewonden moet worden. Gelukkig stopt dat geknerp na een tijdje en heeft het spel zijn zwier gevonden onder gitaarklanken. Vader en zoon dragen elkaar, in duo, maar ook in groep. Ze maken een berg van lijven, klimmen op elkaar, tillen elkaar op. Alle acht helpen ze elkaar, ze letten op elkaar, ze staan steeds paraat om iemand op te vangen. Vertrouwen en kameraadschap stralen van de duo’s, van de groep, in een tedere acrobatiek zonder grootse virtuoze lijfkunsten, met vloeiende dansbewegingen en een vleugje humor. T-shirts en broeken gaan uit, in hun wit ondergoed staan ze op elkaar, ze zien er fragieler uit, jong en oud. Voor elkaar zorgen, voor elkaar mogen blijven zorgen lijkt de boodschap te zijn. Speels en lichtvoetig.

De productie moest in maart 2020 in première gaan, maar toen werd alles door corona abrupt afgebroken. In de eerste lockdown is er de film Vaders dragen over het proces van de productie gemaakt, met interviews van de vaders en de zonen, en repetitiebeelden. De tragiek in deze documentaire vormden die afgelastingen, steeds opnieuw en opnieuw. Die frustratie van die onzekerheden kwam sterk over. Maar na zestien maanden kunnen ze eindelijk aan het publiek laten zien hoe fijn het is om als groep van vaders en zonen samen te spelen, samen te zijn, samen voor elkaar te zorgen.

Bij het zien van die vaders dragende zonen, kwamen beelden van de dansproductie Parkin’son naar boven. Negen jaar geleden zag ik (ook op Theater Aan Zee) de toen 31-jarige danser Giulio d’Anna op de scène met zijn 63-jarige vader Stefano, die aan parkinson leed. Die voorstelling draaide rond aftakeling en verzwakking, rond verleden en toekomst.De zoon draagt zijn vader, laat hem vliegen, de zoon stut zijn vader. Die diepgang en pijn zitten in Carrying my father niet, het blijft bij een schuren tegen vergankelijkheid, het wordt niet pijnlijk. Integendeel. Alles gaat fysiek en mentaal best nog wel goed. En ook dat is mooi om te zien.

Foto: Bart Grietens