Op verzoek van Milo Rau verhielden al twee theatermakers en hijzelf zich tot de vraag: Wat is theater voor u? Hij betitelde het project Histoire(s) du theatre, analoog aan Histoire(s) du cinéma van Jean-Luc Godard). One Song van Miet Warlop is een knallende nummer vier. Deel V (Rabih Mroué) en VI (nog bekend te maken) zijn in voorbereiding.

Zes sportende musici, een tribune met uitzinnige fans, een cheerleader en een commentaarstem zweepten de Gentse toeschouwers afgelopen weekend op, met al evenveel gemak als het premièrepubliek op het internationale Avignon-festival deze zomer. Hilarisch, energiek, indringend en hypnotiserend als een mantra.

Een vrouw komt op in felrode jumpsuit met hoofdklep, als een commentator bij een sport-event, in haar hand een megafoon. Ze nestelt zich op de tribune. Haar stem schalt door de zaal, krakend, bij vlagen verstaanbaar. Vijf types in trainingspakken zoeken met veel bombarie hun plek naast haar. Vijf anderen in blauwgrijze sportkleding doen een warming-up.

Aan de zijkant draait een cheerleader zich warm. Een mega-vlag in kleuren die niet direct naar een natie verwijzen wappert boven de tribune. Dan zet de commentator (een hilarische rol van Karin Tanghe) haar lippen aan de megafoon en schettert voor elke speler een introductie de zaal in. Met serieuze blik nemen die een voor een hun plaats in. Het spektakel kan beginnen.

Wat volgt is een explosie aan muziek met herhalende bewegingen in een toenemend opzwepend ritme. De sporters zijn musici die onder absurde omstandigheden hun instrumenten bespelen. Een violiste (Elisabeth Klinck) balanceert op een evenwichtsbalk en speelt op maat van een metronoom haar up-tempo sequentie. Een keyboard hangt zo hoog aan een paal dat de toetsenist (Willem Lenaerts) alleen springend een toets kan raken. De cellist (Simon Beeckaert) ligt onder zijn cello en maakt al spelend crunches op maat. De drummer (Melvin Slabbinck) rent van trommel naar bekkens en terug terwijl de cheerleader (Milan Schudel) met muts en pompons zijn eigen lijn over het toneel trekt in een reeks van herhalende bewegingen. Hij zingt ‘shut shut… be sweet… contemplate’.

Als even alles tot stilstand lijkt te komen, maakt de cheerleader een reeks grand jetés en verraadt zijn klassieke scholing. De fans op de tribune klappen beleefd, iets harder, gaan over tot uitzinnig gejoel waarna de spelers weer terugkeren naar hun oude routine. Alles oogt absurd, maar de overgave waarmee de spelers zwetend en hijgend tot het uiterste gaan trekt je moeiteloos in hun wereld van trance.

De kern van de voorstelling zindert door in de prachtige song van componist en musicus Maarten van Cauwenberghe gezongen door Wietse Tanghe, de charismatische acteur met wie Warlop vier jaar terug het mooie Ghost Writer & The Broken Hand Break (2018) maakte. Tanghe rent op een loopband en herhaalt de songtekst als in een mantra. We horen delen. ‘Run for your live, untill you die… untill I die… untill we all die’. Als een popsong, onder luide aanmoedigingen van de f-side, beitelen die woorden zich onheilspellend in je geheugen. (En waar bij de première in Avignon de lyrics niet volledig hoorbaar waren, lag er in Gent een geprinte tekst bij de deur van de zaal.) Tanghes stem en de herhaling van woorden en klanken werken betoverend en bezwerend.

De voorstelling accelereert in steeds hoger tempo tot je vreest voor de ultieme uitputting van de spelers. Die uitputting en herhaling roepen herinneringen op aan werk van Jan Fabre; maar de esthetiek van de uitputting gaat bij Warlop over meer. De vraag van Rau, een reflectie op haar eigen geschiedenis, laat haar teruggrijpen naar een donkere periode in haar leven en de voorstelling die ze daar destijds over heeft gemaakt (Sportband, 2005). Die donkerte lijkt in haar huidige opvatting over leven, werk en theater in One Song te leiden tot het idee dat collectiviteit van een groep de pijn van het individu kan ondervangen. Als een van de spelers neerstort, neemt een ander dat werk over. De toetsenist helpt de violiste, de violiste de drummer. Totdat ze allemaal niet meer verder kunnen.

Maar ook met die algehele instorting is er toch weer een uitweg. ‘Au debout’ zegt de commentatrice. En in een hilarische finale staan ze schouder aan schouder in eenheid en zingen uit volle borst. De herhalingen en uitputtingsslag voelen als een metafoor voor de uitdagingen van ons allen. Het slot van de voorstelling als een optimistische relativering van een gedeeld leed.

Foto: Michiel Devijver