Nadat Oerol en Over het IJ al hebben aangekondigd minder voorstellingen van nieuwe makers uit te brengen, verdwijnt nu ook het Boslab Theaterfestival. Het Amsterdamse Bostheater blijft wel enkele producties van nieuwe makers programmeren, maar produceert niet langer nieuw werk en de unieke laboratorium- en ontwikkelingsfunctie die het Boslab Theaterfestival voor makers had, valt weg.

Boslab produceerde de afgelopen jaren elke zomer tien tot twaalf voorstellingen van een half uur door (groepen van) nieuwe makers. Het publiek koos een van de vier routes en zag drie presentaties op een avond. De toeschouwers werden verrast door voor hen onbekende vormen van theater en de makers hoefden onderling niet met elkaar te concurreren om de aandacht van het publiek.

Kernbegrippen bij Boslab waren: onderzoek, ontwikkeling van de eigen signatuur, en een intensieve begeleiding vanuit de visie dat degelijke ondersteuning op het terrein van vakmanschap en expertise van locatietheater de makers een grote artistieke vrijheid biedt. Die vrijheid werd door vrijwel alle makers ervaren.

In een werkveld waar nieuwe makers kampen met een toenemende productie- en prestatiedrang was en is een dergelijk laboratorium hard nodig voor de ontwikkeling van interessant en relevant theater.

Een jaarlijks terugkerend probleem was dat Boslab niet structureel gesubsidieerd werd. Nadat in 2021 bijna het gehele Bostheater buiten de subsidieboot dreigde te vallen, en op het nippertje door de Amsterdamse wethouder werd gered, sneuvelde de bijdrage voor talentontwikkeling in de vierjarige subsidie. Elk jaar moest dus opnieuw incidenteel worden aangevraagd voor Boslab, waardoor er tot in een laat stadium grote onzekerheid was over het wel of niet doorgaan van het festival.

De grote fondsen (AFK en FPK) waren aanvankelijk in hun inhoudelijke beoordeling zeer positief en steunden Boslab, maar aan de voorkant van de aanvragen werden steeds meer barrières opgeworpen. Dit resulteerde erin dat Boslab vorig jaar al niet meer kon aanvragen bij FPK en ook het AFK heeft nu aangegeven op formele gronden voor de komende zomer geen aanvraag van Boslab meer in behandeling te nemen. Particuliere fondsen bleven wel trouw, maar zonder bijdragen van de grote fondsen is het tekort te groot om door te gaan.

Het Bostheater heeft altijd stevig ingezet op publiciteit, maar publieksaantallen waren nooit het eerste doel. In een mooie zomer kwamen er 250 bezoekers per avond, bij slecht weer 150. Na de regenachtige zomer van 2023 – met minder publieksinkomsten dan begroot – werd pijnlijk duidelijk hoe risicovol Boslab financieel was.

Voor het Bostheater reden zich af te vragen wat zij nog wel voor nieuwe makers kon betekenen. De uitkomst is dat Boslab de komende zomer een vervolg krijgt met Bosfestival (Bosfest). Niet langer een laboratorium, maar een plek waar producties die door, of in samenwerking met partners zijn geproduceerd een speelplek krijgen. Het Bostheater treedt op als programmeur en niet langer als producent.

Natuurlijk is het is heel belangrijk dat er plekken zijn waar makers die het lukt om nieuw werk te maken vervolgstappen kunnen zetten, voor de duurzaamheid van hun werk is het goed om vaker te kunnen spelen voor diverse publieksgroepen, maar het verdwijnen van het laboratorium laat wel een hiaat achter in het toch al schaarse landschap waarin een nieuwe maker zich moet zien te ontwikkelen.

Het einde van het Boslab Theaterfestival staat dan ook in een veel breder kader. Overal verdwijnen de vrijplaatsen waar makers kunnen struikelen en opkrabbelen, waar ze nieuwe onzekere wegen mogen inslaan, om misschien halverwege op hun schreden te keren en waar ze in rust en vrijheid hun eigen signatuur en noodzakelijk vakmanschap (van niet te onderschatten belang!) kunnen aanscherpen. Vakmanschap is bij jonge makers vaak sterk achtergebleven bij de individuele artistieke ontwikkeling en met name bij locatietheater kunnen mooie ideeën vastlopen op een gebrek aan ervaring/kennis hoe deze in de praktijk, onder vaak weerbarstige omstandigheden, te realiseren.

De praktijk waarin net afgestudeerde makers komen, stevent in mijn waarneming af op wat ik een ‘nieuwe-makers-infarct’ noem. Samengevat is het de opstelsom van:

  1. De constatering van de fondsen en sommige instellingen dat er te veel wordt geproduceerd, wat leidt tot een aangepast beleid: meer geld naar minder makers.
  2. De jaarlijkse instroom van honderden nieuwe makers, alleen al van de vier HBO-opleidingen, in de toch al verzadigde markt waar productie- en prestatiedwang tal van makers dreigt te verstikken. Waarbij moet worden opgemerkt dat iedereen nu ‘nieuwe maker’ wordt genoemd, ook studenten die aanvankelijk als ‘speler’ naar de opleiding kwamen.
  3. Het faciliteren en produceren van werk van nieuwe makers is aanzienlijk duurder geworden als gevolg van de code fair-practice. Hiermee zeg ik niet dat een eerlijke betaling niet vanzelfsprekend zou moeten zijn. Maar tussen wat zou moeten en wat de realiteit is, gaapt helaas een enorm gat.

Een paar jaar gelden, toen de eerste gesprekken over fair-practice begonnen, werd mij soms verweten dat ik demotiverend was, als ik me afvroeg wie dat zou gaan betalen of als ik bezorgd waarschuwde dat bij fair-practice een zeer aanzienlijk deel van het werk en de ontwikkelplekken zouden verdwijnen. Maar het niet benoemen van de olifant in de kamer lost nooit iets op. Boslab heeft zich overigens de laatste jaren altijd gecommitteerd aan de code fair-practice.

Gezien het huidige, kunstvijandige politieke klimaat lijkt het er in de nabije toekomst niet beter op te worden Toen er nog meer productiehuizen en laboratoria waren, reguleerde het veld de instroom van nieuwe makers nog enigszins, maar de rekening van het ‘nieuwe-makers-infarct’ wordt steeds meer eenzijdig bij de nieuwe makers zelf gelegd. Zij hebben vier jaar of langer gestudeerd en komen er vervolgens achter dat de marges waarbinnen ze kunnen werken alsmaar nauwer worden.

Beleidsmakers en scholen zouden dit probleem, dat jaarlijks meer urgentie krijgt, veel reëler en serieuzer moeten agenderen en studenten die een autonoom kunstenaarschap ambiëren al tijdens hun opleiding een meer realistisch toekomstperspectief moeten schetsen dan nu vaak gebeurt.

Een oplossing begint bij het erkennen van het probleem.


Frances Sanders is oprichter van het Amsterdamse Bostheater en was er 30 jaar lang artistiek leider en regisseur. In 2010 initieerde ze Boslab 3 x 30, de voorloper van Het Boslab Theaterfestival. Tot eind 2023 is ze artistiek leider van Boslab (sinds 2020 i.s.m. Florian Hellwig en Ingejan Ligthart Schenk). Tot 2022 was ze docent bij ATD (ATKA en Opleiding Theaterdocent). Dit stuk is op persoonlijke titel geschreven. Foto: Sjoerd Derine – Boslab 2023