Het boek Eine Puppe packt aus van Klaus Thaler geeft een bruisend beeld van Oost-Berlijn in de jaren voor en na de val van de muur in 1989. Ook een paar jaar voor de val heerste er in Oost-Berlijn een stevige undergroundcultuur. Knotsgek, maf en speels kritisch. Tot ‘die jungen Wilden’ behoorde ook Jonas Biermann Soubeyrand (geboren in 1965, stiefzoon van politiek zanger Wolf Biermann).

Jonas speelde in allerlei punkbands, als medemuzikant, als performer (met poppen), als cartoon- en striptekenaar, als t-shirtbedrukker. Na 1989 zetten die punkcultuur en ‘Spaßguerilla’ zich nog verder in gekraakte huizen, zoals Eimer en Tacheles. Begin jaren ’90 zijn er nog allerlei ludieke acties. De val van de muur heeft geen Utopia gebracht. Mensen uit de DDR wilden voor de Wende alleen kunnen reizen, vrij zijn, maar helemaal niet verkocht worden aan westers kapitalisme.

Theater der Zeit kondigt het boek aan als volgt: ‘Wolf Biermanns zoon, Jonas Biermann Soubeyrand, vertelt zijn pakkende familiegeschiedenis aan Klaus Thaler en die schreef dat op vanuit het perspectief van een pop.’ Het is de pop Zorro de Beer die het verhaal in de ik-vorm vertelt. Klaus Thaler is de schrijver, en komt regelmatig zelf aan het woord. Het verhaal wordt regelmatig onderbroken door e-mails die aan Klaus Thaler zijn gericht en die Thaler dan beantwoordt. Hij schrijft dan wel het verhaal van Zorro de beer die het over Jonas heeft, maar hij geeft ook commentaar. Klaus Thaler is eigenlijk de naam van het poppentheater van de poppenspeler Jonas. Dat maakt het verwarrend. Als ik het goed begrijp, is Klaus gewoon Jonas en is de beerpop het geweten van Jonas, of om het in poppentermen te zeggen: de inwendige homunculus. Die zegt in dromen wat zijn bespeler moet denken en doen.

In het poppentheater wordt vaak gespeeld met het thema: wie manipuleert wie? Is het de speler die de pop manipuleert of is het andersom? Zorro de beer laat aan de lezer/de toeschouwer duidelijk merken dat hij, de pop, de touwtjes in handen heeft. Hij leidt naast de kast en het podium ook nog een eigen leven, samen met poppen Mary Filou, Casper, het monster, in de opbergkoffers, maar ook in de jaszak van de speler als die in benarde situaties terechtkomt.

De beerpop gaat al een eeuwigheid mee. Al vanaf 1737 was hij de handpop/tegenspeler van Caroline Neuber, vriendin van de grote theaterauteur Gotthold Ephraim Lessing die vond dat theater niet alleen onderhoudend moest zijn, maar de toeschouwer ook moest vormen en opvoeden. De pop van Caroline Neuber zorgde voor de komische noot, en die rol wil de pop zo veel jaren later ook nu nog blijven vervullen.

De pop belandt nog in het Wilde Westen door Duitse kolonisten – op de plek waar nu het Burning Man Festival plaatsvindt, vertelt de pop trots – en duikt een honderd jaar later weer in Duitsland op doordat een Amerikaanse militair zijn teddy meegepakt heeft naar dat land in moeilijkheden. De pop verschijnt dan als geschenk onder de kerstboom voor wijnhandelaarsdochter Brigitte, die later de Franse pantomimespeler leert kennen en als mimespeelster en choreografe in 1956 een plek vindt in het Berliner Ensemble van Bertold Brecht. Ze werkt dan ook bij het BAT, het Berlijns Arbeiders Theater, dat ook wel het Biermann Arbeiders Theater wordt genoemd.

Het BAT maakt na de bouw van de muur in 1961 een stuk over de muur, maar dat wordt niet geaccepteerd en het BAT moet sluiten. Later, in 1972, wordt hun studio de Ernst-Busch-school, de eerste volwaardige theateropleiding voor poppen- en objecttheater. De DDR zag – zoals alle Oostbloklanden – in het volkse poppentheater een middel om hun leer en boodschap over te brengen. Ook circus was een geliefd medium en circussen hadden ook een hoog aanzien (dat valt onder andere te lezen in Bittere Wasser van Tina Pruschmann (2022) waarin de lotgevallen van circusartiesten worden beschreven na de val van de muur). De pop zal van moeder naar zoon Jonas gaan, en die heeft hem nu nog.

Zoals zo vaak in de poppenkast het geval is, is er in deze documentaire roman wel sprake van een rode draad, maar met heel veel zijsprongen, met uitweidingen, commentaren, en expliciete boodschappen. De lezer/toeschouwer wordt rechtstreeks aangesproken, wordt gevraagd om mee te denken / te handelen, het verhaal te vervolledigen. De vele namen en de drang van de verteller om alles tegelijk te vertellen, maken het boek niet altijd gemakkelijk leesbaar. Meestal boeit het echter. Anekdotes worden hilarisch beschreven, en worden – zoals dat alleen in het poppentheater kan – uitvergroot tot groteske en burleske gebeurtenissen, met een eigen surrealistische logica.

Zorro zorgt ervoor dat alles in zijn redeneringskader past: hij en hij alleen heeft ervoor gezorgd dat de burgers ‘wir sind das Volk’ begonnen te roepen, en hij heeft de muur laten vallen! Tegen het latere ‘Wir sind EIN Volk!’ zet hij zich wel af. (Klaus Thaler is niet de enige in de Berlijnse literatuur die zijn personage een heldenrol – al dan niet toevallige – bij de muurval toebedeelt. Even plezierig absurdistisch en fris charmant is bijvoorbeeld Helden wie wir van Thomas Brussig uit 1995, waarin een grote Schwanz (lul) voor de opening in de muur zorgt.)

Zorro de beerpop is de pop die alle rollen aan kan, ook van Casper, de Duitse variatie van onze Jan Klaasen, van de Britse Punch en van de Neus uit de Antwerpse poesje. Hij is de Tijl Uilenspiegel die allerlei fratsen uithaalt, mensen voor de gek houdt, steeds zichzelf weet te redden. Hij leeft – met zijn speler – aan de rand van de maatschappij, maar weet zich als een schelm overal doorheen te slaan. Eine Puppe packt aus is in die zin een gelaagde eigentijdse picaroroman. En geslaagd. Het boek geeft een tijdsbeeld van Oost-Berlijn rond de Wende. Met namen en feiten. Of alles zo gegaan is zoals Zorro/Klaus Thaler/Jonas Soubeyrand vertellen is een ander verhaal, maar het is wel een grappig, en heel af en toe een best wel schrijnend verhaal.

Protagonist Jonas is zoals gezegd de stiefzoon van Wolf Biermann. Die wordt wel een paar keer vermeld in het verhaal. Wij kennen hem vooral als de kritische DDR-zanger die voor socialisme pleit maar dan op een andere manier, de troubadour met snor die toen hij 16 was vanuit Hamburg naar de DDR verhuisde, onder ‘bescherming’ van jeugdvriendin Margot Feist, de vrouw van Erick Honecker, de partijleider.

Hij krijgt echter een verbod om op te treden, een ‘Berufsverbot’ en wordt door de Stazi’s van 1965 tot 1989 onder codenaam ‘Lyriker’ zwaar gevolgd. Zijn platen worden clandestien in zijn huis in Oost-Berlijn opgenomen en in West-Duitsland uitgebracht. In 1976 mag hij weer optreden, maar wordt ‘ausgebürgert’, verbannen naar het Westen.

Jonas was bij Wolf Biermann toen die een relatie had met Birgit (nu zonder -e) Soubeyrand. Na de scheiding zorgde Wolf als vader goed voor zijn stiefkinderen, zo vertelt Zorro/Jonas, en maakte hij veel uitstapjes met hen. Nina Hagen, stiefdochter van Wolf bij Eva Hagen, heeft nog gebabysit op Jonas. In de jaren dat Jonas activist was, was zijn stiefvader al lang in het Westen. Jonas heeft een opvallend gekleurde Lada, heeft een in-en uitpas. Hij mag tussen Oost en West pendelen (en dat leidt tot veel smokkelen, vooral van goedkope jenever en sigaretten uit het Oosten). Wellicht heeft hij dat en andere privileges te danken aan die Margot Feist, de vrouw van Honecker. Duidelijk wordt dat niet in het verhaal.

Na de Wende, zo vertelt Zorro, lijden vader en stiefzoon onder een zieke relatie. Vader denkt dat zijn zoon een meeloper was, zelfs een informant, een IM. De zoon verwijt zijn vader dat die zich verzet tegen een samenwerking van linkse partijen uit het Westen en het Oosten, ondanks diens gevleugelde woorden ‘nur wer sich ändert, bleibt sich treu’. Op een bepaald moment maakt Jonas zich de bedenking dat als dichter-zanger Wolf president van de nieuwe DDR zou geweest zijn, zoals de schrijver Vaclav Havel in Tsjecho-Slowakije, dat dan wellicht alles heel anders was verlopen.

Het leven in de DDR, zo wordt in het voorwoord vermeld, was ‘veel bonter en vrijer dan wij dachten, er was veel te lachen bij al die reëel bestaande waanzin. (……) De wapens van de vredige revolutie van 1989 heetten Kunst en Fantasie. Een anarchistische, eh pardon, een socialistische chaos. Iedereen kende minstens twee talen: de ene bestond tussen de vier wanden van het gezin, de andere werd gebruikt in de openbaarheid.’

Over de kracht van kunst en verbeelding gaat deze schelmenroman. Het is ook het verhaal van, of beter een ode aan een theatermaker met poppen, die heel duidelijk aan de kant van het volk is willen blijven staan. Hij behoort tot de kleine theaters, die rondtrekken met paard en woonwagen, die kunst en vertier naar het volk willen brengen. Theaters met poppen en objecten die kritische mafheid hoog in het vaandel hebben staan, die de boze, waanzinnige buitenwereld met veel, heel veel verbeelding te lijf gaan, en een eigen wereld fantaseren.

Eine Puppe packt aus: Dokumentarroman van Klaus Thaler is uitgegeven door Theater der Zeit, met foto’s en tekeningen uit de actiejaren.333 pagina’s.