In 2018 is een tweede, geheel herziene, versie verschenen van Toneelspelen in de tegenwoordige tijd, geschreven door Paul Binnerts. In dit boek beschrijft Binnerts de geschiedenis, invloeden en techniek van wat hij het vertellende toneel(spelen) noemt.
Hoewel in het boek ook geruime aandacht wordt besteed aan de kenmerken van het vertellende toneel, ligt de focus in het boek duidelijk op het vertellende toneelspelen. De stijl van theatermaken lijkt dan ook opgebouwd rond deze manier van toneelspelen en zaken als decor en licht dienen vooral ter ondersteuning van de toneelspeler.

Het vertellende toneelspelen is een methode waarin de acteur als zichzelf op het toneel aanwezig is en een personage vormgeeft, zonder daarin op te gaan. Binnerts: ‘De kunst van de toneelspeler bestaat eruit dat hij in staat is gestalte te geven aan een fictief personage zonder dat personage te worden.’ De vertellende toneelspeler laat aan het publiek zien hoe hij, de acteur, bewust zijn stem en lichaam inzet om een personage vorm te geven. Binnerts: ‘Zoals een musicus zijn instrument, zo bespeelt een toneelspeler zijn lichaam als een instrument, en in het lichaam wonen de hersenen en het hart, en dus ook het verstand en de ziel.’

Binnen het vertellende toneel heeft de acteur volgens Binnerts een dubbelrol. ‘Door zijn aanwezigheid op het toneel is de toneelspeler op het ene moment de zuivere “verteller-van-het-stuk”, en op het andere de “verteller-die-een-rol-speelt”. In het vertellende toneel zijn er altijd deze twee handelingsniveaus.’ De acteurs presenteren met hun fysieke aanwezigheid op het toneel het toneelstuk als vertellers aan het publiek. En soms maken ze daarbij de keuze om, door in een rol te stappen, hun personage vorm te geven in een scène.

Binnerts bespreekt twee belangrijke invloeden op het vertellende toneelspelen: Kostantin Stanislavski (1863-1938) en Bertolt Brecht (1898-1956). Het is opvallend dat Binnerts deze twee invloedrijke theatermakers- en denkers aan elkaar verbindt, omdat ze vaak als elkaars tegenpolen worden afgebeeld: Stanislavski wil dat de acteur tot psychologisch ingeleefd spel komt waarbij het onderscheid tussen personage en acteur vervalt, terwijl Brecht wil dat de acteur afstand bewaart en altijd laat zien dat hij een acteur is die het verhaal vertelt.

Binnerts lijkt deze twee stijlen in het vertellend toneelspelen te willen verenigen. De vertellende toneelspeler geeft op een ingeleefde manier gestalte aan een fictieve situatie en laat daarbij zien dat hij als acteur die gestalte geeft. Hij streeft de afstand van Brecht na, maar wil daar een psychologisch realistische manier van spelen in integreren.

Toneelspelen in de tegenwoordige tijd is duidelijk geschreven als een veldboek. Hoewel er veel aandacht wordt besteed aan geschiedenis en context, lijkt het zich vooral te richten op acteurs en regisseurs die iets met het vertellende toneelspelen willen. Zo is een leeuwendeel van het boek gewijd aan een hoofdstuk dat de techniek van het vertellende toneelspelen in detail bespreekt. Dit hoofdstuk is technisch van aard, geeft concrete oefeningen en gaat in op alles waar in de repetitieruimte rekening mee moet worden gehouden.

Zo lijkt Binnerts met zijn boek zijn nalatenschap aan het theaterveld op te willen schrijven. Hij was betrokken bij Actie Tomaat en werkt ruim vijftig jaar als regisseur, docent en schrijver in New York en Amsterdam. Het boek ademt de wens deze methode van toneelspelen en theatermaken, en zijn eigen aandeel daarin, voor de geschiedenis te ontsluiten.
Interessant is dat dit een van de weinige boeken is die deze typisch Nederlandse en Vlaamse manier van toneelspelen als methode uitlegt. Het is een manier van toneelspelen die ook terug te vinden is in acteurscollectieven als Discordia, STAN, Dood Paard en ’t Barre Land.

Ook vandaag de dag is het vertellende toneelspelen nog gemakkelijk terug te vinden in de Nederlandse en Vlaamse theaters en op de Nederlandse toneelscholen. Zo heeft Binnerts de afgelopen decennia vele workshops en lessen gegeven aan de acteurs- en regieopleiding van de Amsterdamse Academie voor Theater en Dans, de acteursopleiding van de toneelschool Maastricht, en de universiteiten van Amsterdam en Utrecht. Ook wordt er jaarlijks een vak ‘Vertellend toneelspelen’ gegeven aan de docent drama opleiding van ArtEZ in Arnhem en zijn er ongetwijfeld nog veel docenten op Nederlandse theateropleidingen in meer of mindere mate door Binnerts’ gedachtegoed beïnvloed. In die zin is het waardevol dat Binnerts met dit boek een extra inzicht geeft in de geschiedenis en de ideeën die onder deze manier van toneelspelen en theatermaken liggen.

De eerste uitgave van Toneelspelen in de tegenwoordige tijd stamt uit 2002. Een belangrijk verschil is de indeling van de hoofdstukken. Daar waar de editie uit 2002 soms wat van de hak op de tak springt, voelt de nieuwe editie als een logisch doorlopend verhaal. Daarbij zijn er meer anekdotes en voorbeelden toegevoegd. Daarmee biedt de tweede editie een antwoord op veel vragen die in de eerste editie nog vaag of onbeantwoord blijven.

Als bijkomend effect lijkt ook de toon in de herziene versie flink gewijzigd. Daar waar je in 2002 soms tijdens het lezen het gevoel had dat de schrijver je vooral meenam in zijn eigen zoektocht om het vertellende toneel te begrijpen, voelt deze tweede versie meer afgerond. Het stof lijkt te zijn gedaald, de toon lijkt zekerder en als lezer word je meegenomen in een doelgericht en trefzeker boek.