Het is vandaag Wereld Theaterdag. Zoals ieder jaar schrijft ook in 2024 een theaterprominent een boodschap voor de theatergemeenschap. Dit jaar is dat de Noorse toneelschrijver en Nobelprijswinnaar Jon Fosse.

Ieder mens is uniek en tegelijkertijd lijkt hij op alle andere mensen. Het unieke zit van buiten en je kunt het zien, goed, maar er zit ook nog iets binnenin ieder mens, dat alleen van die ene mens is, dat alleen die ene mens is. We kunnen het ziel noemen, of geest – maar we hoeven het niet te benoemen, we kunnen het er ook gewoon laten zijn.

Tegelijk met het feit dat we allemaal anders zijn, zijn we ook allemaal hetzelfde. Mensen uit alle delen van de wereld zijn in wezen aan elkaar gelijk, welke taal we ook spreken, welke huidskleur we ook hebben, wat de kleur van ons haar ook mag zijn.

Het heeft misschien iets paradoxaals dat we tegelijkertijd volkomen uniek en volkomen identiek aan elkaar zijn. En misschien is de mens een paradoxaal wezen, vanwege die spanning tussen zijn lichaam en zijn ziel, tussen het meest aardse, wat aangeboren is, en dat wat boven die materiële, aardse begrenzingen uitstijgt.

Maar kunst, goede kunst, slaagt er op haar wonderbaarlijke wijze in het unieke en het universele te verenigen, ja, ze is in staat het unieke, het vreemde zou je ook kunnen zeggen, universeel begrijpelijk maken. Zo blaast ze de grenzen op tussen talen, werelddelen, landen. Op die manier bekeken verenigt ze niet alleen datgene wat elk individueel mens karakteriseert, maar ook, in een enigszins andere betekenis, wat groepen mensen karakteriseert, zoals naties.

Kunst doet dat niet door alles gelijk te maken, maar juist door het benadrukken van die ongelijkheid, ja, van het vreemde. In alle goede kunst is het juist dat vreemde – dat wat je niet helemaal begrijpt, maar op een bepaalde manier ook weer wel, het enigmatische, zou je misschien kunnen zeggen – dat fascineert, ja, dat die transcendentie, dat ontstijgen, creëert, die alle kunst zowel in zichzelf belichaamt, als waar ze naartoe moet leiden.

Een betere manier om tegenstellingen te verenigen kan ik niet bedenken. Het is precies het tegenovergestelde van de gewelddadig conflicten, die we zich te vaak zien ontwikkelen tot een destructieve verleiding om het vreemde, dat uniek-andere, te vernietigen, vaak met behulp van de meest bestiale uitvindingen die de technologie ons heeft gegeven. Er zal terrorisme zijn. Er zal oorlog zijn. Want de mens heeft ook een dierlijke kant, gedreven door instinct, waarin de ander, het vreemde, niet wordt ervaren als iets fascinerends en enigmatisch, maar als een bedreiging voor het eigen bestaan. Dan verdwijnt dat unieke, die ongelijkheid die universeel begrijpelijk is, en verandert het in een collectieve gelijkvormigheid waarin dat, wat afwijkt, een bedreiging vormt die tenietgedaan moet worden. Dat wat er van buitenaf als ongelijkheid uitziet, bijvoorbeeld tussen verschillende religies of politieke ideologieën, wordt iets, dat bestreden en vernietigd moet worden.

Oorlog is de strijd tegen het wezen van de mens, tegen het unieke in hem. En het is een strijd tegen alle vormen van kunst, tegen het wezen van alle kunst.

Ik heb ervoor gekozen hier te spreken over kunst in het algemeen, niet specifiek over podiumkunst, omdat alle goede kunst, nogmaals, in haar diepste wezen om dezelfde dingen draait. Het draait erom dat volkomen unieke, dat allerindividueelste, universeel te maken. Door middel van haar artistieke expressie brengt kunst het unieke en het universele bij elkaar. Niet door zich te ontdoen van alles wat bijzonder is, maar door het juist te verheffen, door het vreemde duidelijk uit te laten komen.

Het is eenvoudig zo, dat kunst en oorlog tegenstellingen zijn, zoals oorlog en vrede tegenstellingen zijn. Kunst is vrede.

vertaling Maaike van Rijn

foto ANP