‘Alles moet veranderen opdat alles zou blijven zoals het is’ – het is niet alleen het motto van Visconti’s beroemde film Il Gattopardo (naar de gelijknamige roman van Giuseppe Tomaso di Lampedusa), het zou ook het credo kunnen zijn van De lokvogel, een nieuwe toneeltekst van de Vlaamse filosoof en theatermaker Pieter De Buysser.

Zijn magisch-dystopische sprookje leest als een politieke afrekening met de onwil van de elite om verandering te bewerkstelligen, en tegelijkertijd is het het filosofische verhaal van een man die komt vast te zitten in een identiteit die hem is aangemeten. De lokvogel levert inhoudelijk rijke, maar in vorm soms wat verwarrende en stuurloze lectuur op.

De Buysser bedient zich wel vaker van een magisch-allegorische insteek om het te hebben over zeer reële maatschappelijke kwesties. Hij deed dat bijvoorbeeld op een hilarische manier in het luisterspel De ongelofelijke veranderingen van Meneer Afzal (over zijn glazen been wordt niet gesproken) uit 2011, waarin de brave ambtenaar Afzal afdaalt onder Brussels Airport om in een danteske queeste op zoek te gaan naar de ‘buik’ van de samenleving; of in zijn roman De keisnijders (2012), waarin vier oude revolutionairen in het Berlijn van de toekomst een ‘nulpunt’ bewonen voor tegendraadse ideeën – tot vier kinderen opduiken die hun project in vraag stellen.

De lokvogel is geen roman maar een theatertekst. Dat betekent dat er minder adem is om ideeën breed te laten aanzwellen, want ze moeten in één luisterbeurt door een theaterpubliek worden opgepikt. De figuren uit De lokvogel doen dan ook geregeld aan als talking heads; het zijn de schematische dragers van overtuigingen en standpunten, eerder dan volwaardige personages van vlees en bloed. Ze hebben niet veel persoonlijke diepgang, maar je zou De Buysser er van kunnen verdenken om dat opzettelijk te doen. De Buysser bouwt zijn theater niet op als een burgerlijk psychologisch drama, maar als een poppenspel, met in ruw karton uitgesneden figuren, die net dankzij hun evidente groteskheid mogen zeggen wat ze willen – in navolging van het figurentheater achter het Ijzeren Gordijn, dat wel vaker werd gebruikt als ‘onschuldige’ spelvorm om dissidente meningen te verkondigen.

Is wat De lokvogel vertelt dan dissident? Wel, de plot zal een zichzelf moreel hoog aanslaand theaterpubliek in ieder geval niet behagen. We ontmoeten protagonist Lukas op het moment dat hij live op de bühne niet alleen het aanwezige theaterpubliek maar via videostreaming ook de rest van de wereld wil toespreken. In een onbestemde (maar niet erg veraf liggende) toekomst is hij de grote gangmaker van een massabeweging die erin geslaagd is om alle identitiare emoties te verenigen: de dekolonisatiestrijd, de woede van de witte onderklasse, de emancipatiedrift van LHBTQ- en disability-activisten, zelfs de ecologische beweging die vertegenwoordiging wil geven aan dieren en planten.

Wat al die bewegingen gemeen hebben is dat hun stem tot voor kort niet verder reikte dan de eigen echokamer, maar daar heeft Lukas, die schijnbaar en stoemelings is getransformeerd van een gemiddeld persoon tot een nationale held, verandering in gebracht. Op een beeldscherm dat op het podium aanwezig is getuigen burgers van alle kleuren, geaardheden en inkomensklassen van hun steun aan zijn beweging, die drijft op… de liefde. De liefde als grondslag voor een radicale uitbreiding en herziening van de democratie, waarin de door het neoliberalisme aangevuurde onderverdeling in etnie, geslacht of religie wordt overstegen. Een revolutie waarin geen mensen maar taarten onder het mes gaan, en waarin radicale solidariteit zorgt voor een herverdeling van de macht in het voordeel van de kwetsbaren.

Het slechte nieuws (geen spoiler, het wordt al vrij vroeg in de tekst onthuld) is echter dat Lukas niet echt is. Hij is een fictie, in al zijn doorsneeheid uitverkoren door een amalgaam aan vertegenwoordigers uit de financiële, intellectuele en culturele elite, om als lokvogel te zorgen voor een wervend verhaal dat ze zelf niet in huis hadden. Nu dat verhaal er is, en de massa van de verdrukten zich achter Lukas heeft geschaard, willen zij het zelf verder afhandelen – het budget van de campagne is op, hij mag nu ophouden ‘het volk’ te representeren, en weer zichzelf worden. Eén probleempje: dat kan hij niet meer.

Hun lokvogel weigert zijn opdracht af te staan, hij is versmolten geraakt met de persona die van hem is gemaakt. Koppig blijft hij herhalen dat hij het volk is en dat wordt – gedenk de Franse Revolutie – gevaarlijk. Het weledele bondgenootschap van kunst, geld, wetenschap en media wil namelijk het liefst gewoon de status-quo bewaren. Alles lijkt te zijn veranderd, maar nu willen de poppenspelers vooral dat er verder niets verandert – onder de schijn van representatie zit business as usual, maar dan beheersbaar, dankzij de lokvogel. Lukas moet beseffen dat hij niet meer is dan een leeg canvas, een elcerlyck, een verhaalconstructie net zoals fake news, psychoanalyse of marketing. In een kafkaeske verwändlung-scène, in wezen een poging om ‘zichzelf’ te worden, wacht de lokvogel een pijnlijke dood.

De tekst is voorzien van regieaanwijzingen, maar die zijn soms duister of ontroereikend – misschien is dit een neveneffect van het feit dat De Buysser al bij het schrijven wist dat hij zou regisseren. Misschien was het voor hem klaar en duidelijk hoe de tekst gestalte zou krijgen op het podium, maar voor een onafhankelijke lezer is dat niet zo: in sommige passages stokt de verbeelding (de mijne, dan) en komt er ergernis voor in de plaats. Zo is er bijvoorbeeld een personage Souleiman dat mee op de bühne staat, maar het is me volstrekt onduidelijk wie hij is of wat zijn rol kan zijn, zelfs niet op metaforisch niveau. Hij spreekt in raadselen, zet plots een radio aan of bevindt zich samen met Lukas in een huiskamer nadet een ‘natuur-rots-groene muur draait’, zo zegt de regie – hier haak ik als lezer af.

Of wat denken van aanwijzingen als: ‘Lukas struikelt nét niet wél. Het lukt hem zich doorheen het landschap te slaan, ook al mondt dat uit in het slaan zijns eigen figuur (…) Wat was is niet meer wat is want het wordt wat het wiswas, een kosmikomisch moment waarin alles vloeibaar wordt (…)’ Hier laat De Buysser het theaterschrijven los, want dit zijn geen regieaanwijzingen, geen dialogen of dramatische tekst – het is een koekoeksei van de filosofie-rijmelarij dat hier in het nest van De lokvogel wordt gedropt. Niet dat dat niet mag (wat mij betreft mag alles) maar de regisseur die met deze toneeltekst als autonome literatuur aan de slag wil voor een nieuwe enscenering krijgt het zo wel heel moeilijk.

Bij herlezing valt het vooral op hoe hope-loos deze tekst is, misschien wel de meest zwarte uit De Buyssers niet meer zo prille schrijfcarrière. Een Messias met een boodschap van liefde blijkt niets anders te zijn dan een construct voor volksmennerij, en Hij wordt geofferd opdat de ‘goeden’ zouden winnen – zij die zichzelf als vanzelf aan de moreel juiste zijde van de samenleving situeren. Die goeden, dat zijn ook wij, het theaterpubliek, dat op een gegeven moment rechtstreeks door Lukas wordt aangesproken.

De fabelachtige en absurde humor die in vorige (toneel)teksten zo vaak zorgde voor een lichte toets blijft in De lokvogel eerder achterwege, ten voordele van een wat flauwere humor, meer richting afzeiken, zoals wanneer Pieter (die in zijn gebruikelijke rol van verteller op het podium staat) een plant aan het getuigen wil brengen of wanneer Lukas zichzelf parodieert als het schoothondje van het genootschap. Ook hier klinkt een soort bozigheid in door, in plaats van de opgewekt-laconieke insteek – ‘de situatie is hopeloos maar niet ernstig’ – die we van De Buysser gewoon zijn. Maar wellicht is de situatie tussen pakweg Meneer Afzal en De lokvogel gewoon wél ernstig geworden.

Uiteindelijk duurt het als lezer wel even voor je in De lokvogel binnengeraakt, maar de rijkdom van de ideeën beklijft en trekt je gaandeweg met steeds meer fascinatie in de bevreemdende plot. Als theatertekst is De lokvogel misschien net iets te diffuus om voor een externe regisseur handig te zijn, maar feit blijft dat er weinig auteurs zijn die deze urgente politieke inzichten weten op te tillen naar een filosofisch en theatraal niveau dat het het pamflet overstijgt – alle talking heads ten spijt. Er wordt vandaag ontieglijk veel gedramd in theater. De regisseur die zich politiek wil laten horen zonder moralisme heeft met De lokvogel een goede aanzet voor een voorstelling in handen.