In zijn meest recente toneeltekst En wie ben jij? (2020) presenteert Bruno Mistiaen schuld als bindende factor tussen de uiteenlopende personages die hij opvoert. Al ons denken, doen en laten is terug te voeren op schuldgevoel. In zijn handen levert dat een even schrijnende als grappige theatertekst op, die tegelijkertijd de poging van de mens om schuldgevoelens om te zetten in (of: af te kopen met) goede of goedbedoelde daden op de hak neemt als met mededogen bekijkt.

Centraal staan hoofdpersonage Noël en zijn partner Tony. Noël is een gepensioneerde, vermogende man die een flink stuk vastgoed in Gent bezit. Hij is een voormalig notaris die samenwoont met de jongere Tony – danser zonder danscarrière. Er is zo op het oog maar weinig dat Noël en Tony met elkaar bindt, al leven ze al jaren in hetzelfde huis. Of meer precies: al leeft Tony is Noëls huis, want hij is financieel totaal afhankelijk van Noël.

Bij aanvang van het stuk wordt Noël door een berichtje in de krant geconfronteerd met de dood van Emiel, een oude jeugdvriend waar hij zich op enig moment van heeft afgekeerd. Emiel – ooit succesvol toneelspeler, later afgegleden, vroeg of hij in Noëls huis mocht komen wonen. Noël weigerde, gaf hem geld in de veronderstelling dat Emiel zodra het op was opnieuw zou aankloppen. Noël heeft hem nooit meer gezien, en leest nu in de krant van zijn overlijden.

Inmiddels – acht jaar later – woont Noël samen met iemand wiens omstandigheden opvallende gelijkenissen vertonen: financieel afhankelijk, voormalig kunstenaar. En ondanks Noëls ontkennen (‘Die analogie is er niet. Sorry, Tony, maar jij en Emiel, dat is niet hetzelfde.’) voel je aan dat er méér achter zit, dat er wel degelijk sprake is van een causaliteit.

In de tweede scène vinden we Noël terug bij de Van Eyckbrug in Gent. Noëls handelen in deze scène is exemplarisch: niet alleen helpt hij een man in rolstoel die hij niet kent, de brug omhoog, hij helpt hem er ook weer vanaf en brengt hem zelfs naar huis. Een goede daad staat bij dit personage nooit op zichzelf, vraagt altijd om vervolg, om duurzame investeringen, vaak weer ten koste van anderen, die waarschijnlijk ook ooit als goedbedoelde goede daden zijn leven in zijn geslopen.

noël
Komaan, ik had beloofd, ik duw u naar boven, maar nu we boven zijn, duw ik u een stukje verder. Waar gaat het naartoe?

Interessant is bovendien je af te vragen waar deze behulpzaamheid vandaan komt. Het heeft er alle schijn van dat Noël deze man de brug op helpt, omdat hij zich schuldig voelt over hoe hij zich destijds van zijn inmiddels overleden jeugdvriend heeft afgekeerd, en hoe hij nu afstand bewaart tot Tony. Deze ogenschijnlijke onbeduidende goede daad staat zonder meer in een groter verband.

De man in kwestie blijkt met zijn moeder Biljana in een aftands huis te wonen en nauwelijks geld te hebben. Als Noël hem naar huis rijdt, loopt hij langs zijn eigen huis zónder dat hij op durft te kijken. Noël laat zich vervolgens (haast met gretige graagte) geld afhandig maken, sterker nog: hij neemt moeder en zoon op enig moment zelfs in huis, ondanks sputterend protest van Tony.

noël
Laat me voor één keer iets goeds doen, Tony. Nooit heb ik in mijn leven eens iets goeds gedaan. Een werkelijk goede daad. Iets dat aan het einde van de rit niet klaarblijkelijk in mijn eigen voordeel was.

Mistiaen maakte van Noël een personage dat in handelen overstroomt van naïviteit – wat overigens ook kan worden teruggevoerd als privilege dat voorbehouden is aan welgestelde mensen, die niet per definitie de consequenties van hun daden in moeten schatten, maar tijd, ruimte en middelen hebben de dingen op hun beloop te laten. Tony is bedachtzamer, ziet eerst bedenkingen en zorgen. Tony hunkert naar fysiek contact en intimiteit, Noël riposteert dat hun relatie ook zonder aanrakingen intiem is.

Hun veelzeggende contrast komt onder meer tot uiting in een dagelijks terugkerend ritueel: Tony voert elke avond in de huiskamer voor Noël een choreografie op – voor Noël misschien een intiem moment, of in ieder geval bedoeld om Tony een gunst te bewijzen en voor hem als danser een vorm van bestaansrecht te construeren, maar voor Tony een vernedering die hem eens te meer confronteert met zijn gefnuikte carrière en zijn overwoekerende afhankelijkheid.

Ondertussen kampt Tony met een ander trauma dat zich gaandeweg ontvouwt: op jonge leeftijd overleed zijn broer Nelson, en hij vraagt zich af of hij daar wellicht schuldig aan was. Of dat zo is of niet, blijft onduidelijk en doet er per saldo niet eens toe: de mogelijkheid vreet aan hem. Hij neemt zijn vrolijk demente vader in huis, met wie hij jaren geleden het contact verbrak en die zijn homoseksualiteit openlijk verachtte, maar die nu voornamelijk nog glimlacht en ‘ploem’ zegt. In de kindse verwarring van zijn demente vader wordt Tony voortdurend geconfronteerd met (de consequenties van) het overlijden van Nelson, als via zijn vader zijn moeder en zijn broertje hem toe lijken te spreken.

Het enorme huis van Noël en Tony blijkt een gouden kooi: een gevangenis die beiden confronteert met gevoelens van schuld en tekortkomingen. In dat licht is het extra ironisch dat ze gaandeweg – vanuit vermeende goede bedoelingen – steeds meer mensen in die gevangenis opnemen.

Mistiaen stelt schuld voor als een ritueel waar je moeilijk aan ontsnapt en waar je leven van in dienst staat, een vorm van zingeving. De gesuggereerde verbondenheid tussen de verschillende gebeurtenissen geeft de tekst iets deterministisch: een handeling uit ons verleden bepaalt in grote mate de levensloop als we ouder zijn: wie we zijn, wat we doen en hoe we denken.

De enige manier om daaraan te ontworstelen is door – zoals Tony’s vader – mentaal af te takelen, dement te worden, en zo in ieder geval zelf van het verleden te worden afgesneden – of bevrijd. Ploem. Ploem. Ploem. En maar glimlachen.

En wie ben jij? van Bruno Mistiaen is uitgegeven door De Nieuwe Toneelbibliotheek (boekje 577).