Een toneelstuk zie je altijd in de context van de actualiteit. Die actualiteit – zowel op maatschappelijk als persoonlijk vlak – resoneert onontkoombaar met het stuk en kantelt daardoor per definitie de blik waarmee je kijkt (of leest, want hetzelfde geldt natuurlijk voor het lezen van een toneeltekst).

Op het moment van lezen en bespreken van De Rattenvanger is dat een actualiteit die in het teken staat van thuisonderwijs, sociale isolatie en veel onzekerheid. De lege straten en scholen in het land naar aanleiding van de coronamaatregelen, geven het lezen van De Rattenvanger – over een stad waar de kinderen zijn uitgetrokken – een vreemde connotatie. Het stuk is door Joachim Robbrecht niet vanuit die actualiteit geschreven en de eerste opvoeringen, begin februari bij Toneelgroep Oostpool in regie van Sarah Moeremans, hebben ook niet in die context plaatsgevonden. Maar realiteit is dat door het hele land ouders (en kinderen) prompt geconfronteerd zijn met een vaak radicaal andere invulling van onderwijs (en opvoeding). Het lezen van deze tekst kan helpen bij het scherpen, bijstellen of op z’n minst bevragen van je eigen pedagogische en didactische opvattingen en handelen.

Na Robin Hood en Bambi, is De Rattenvanger het sluitstuk van een drieluik aan hertaalde sprookjes, dat Robbrecht en Moeremans de afgelopen jaren maakten bij Oostpool en waarin ze op zoek gingen naar de hedendaagse waarde van eeuwenoude volksverhalen. Als uitgangspunt nam Robbrecht de Duitse legende van de Rattenvanger, de fluitist die volgens de overlevering in 1284 alle kinderen uit de stad Hamelen zou hebben weggelokt met zijn betoverende muziekspel. Hij situeerde de legende expliciet in de huidige tijdgeest, waarin de opgroeiende jeugd wordt geconfronteerd met ‘oorlogen links, economische instabiliteit rechts, conspiracy-theorieën boven en ecologisch doemdenken onder’.

In De Rattenvanger zet Robbrecht verschillende opvattingen over goede opvoeding tegen elkaar af. Net als de eerdere delen van deze reeks anti-sprookjes voor volwassenen, is De Rattenvanger bij uitstek een ideeënstuk: de verschillende personages die Robbrecht opvoert zijn eerst en vooral representaties van een bepaalde opvatting over de thematiek – en plot en handeling zijn daaraan ondergeschikt.

Hij goot zijn toneeltekst in drie formele zittingen, waarin steeds vanuit een andere focus en perspectief gereflecteerd wordt op de verdwijning van alle kinderen uit de stad. Dat is een vorm die zich bij uitstek leent voor zo’n verbaal ideeënstuk, omdat inherent aan zo’n hoorzitting de personages elkaar dwingen tot het innemen van standpunten, en de ander verleiden tot wellicht extremere uitspraken dan in een informelere of vrijblijvendere setting.

In de eerste scène (‘De reconstructie’) staat behalve de expositie omtrent de eerder plaatsgevonden uitloop van de kinderen, het perspectief van de rattenvanger op deze gebeurtenissen centraal. Zij is een anti-hiërarchische, zelfverklaarde ‘vrije geest’, gelooft kortgezegd in vrije opvoeding, in het opheffen van elke structuur om op die manier de kinderen zelf hun autonomie te laten ontdekken. Haar opvatting staat haaks op die van de ouders, die juist geloven in regels, inkadering, systemen en methodieken om hun kinderen de houvast te bieden van waaruit zij zichzelf ontwikkelen.

De tweede scène (‘De ouders’) gaat Robbrecht dieper in op de verschillende perspectieven die de ouders onderling erop nahouden – variërend van de verdediging van de ‘corrigerende tik’ tot de schijnveiligheid van het gezin waarin alles altijd maar bespreekbaar zou zijn. De tot dan toe redelijk uniforme groep valt uiteen in allerlei uiteenlopende meningen, die in de meeste gevallen ontsproten zijn uit een (al dan niet bewust) categorisch afzetten tegen hun eigen jeugd.

De ouders zijn zo druk met het verdedigen van hun eigen gelijk en het afschuiven van schuld op de ander, dat ze zich niet realiseren dat wat hun kinderen doen, niets anders is dan dat wat zijzelf als kind ook deden: zich afzetten tegen de in hun eigen gezin heersende normen en waarden. De burgemeester ridiculiseert zijn eigen woede-aanvallen door ze te vergelijken met die van zijn eigen vader. Carl benoemt bovendien letterlijk de fysieke afstand die hij van zijn ouders nam als ‘de beste beslissing in zijn leven’.

carl

Niemand is perfect, beste commissie, maar wij zijn ons als ouders heel bewust van onze eigen opvoeding en proberen de fouten van onze ouders niet te herhalen. Zo werkt vooruitgang.

Wij mochten niets als kind: Wij mochten onze kleren niet kiezen, onze studierichting, onze vrienden. Wij mochten niet tegenspreken, wij mochten nauwelijks uit. We moesten wel revolteren. Ik ben zelf ook weggerend van huis, maar met reden! De beste beslissing in mijn leven. Een gok… maar voor mij pakte het goed uit. Het was mijn kortste en beste businessplan ooit: Oprotten hier.

Het is interessant dat waar de ouders zich in de eerste scène min of meer met elkaar verenigd wisten, ze in het tweede deel – waarin ze in meerdere mate worden aangesproken op hun eigen handelen – zich juist tegen elkaar afzetten om hun eigen gelijk of goede intenties te motiveren. De ouders wijzen elkaar steeds meer op wat in hun ogen de consequenties van de opvattingen van de ander zijn. De schuldvraag (en het vrijpleiten van de eigen mogelijke schuld) beïnvloedt zodoende steeds meer het concept van een gelijkwaardige uitwisseling van ideeën.

carl

Precies, als ze vrijwillig had willen gaan, hadden we de signalen zeer zeker opgepikt en dan hadden we het erover gehad! Ik wil niet onbescheiden overkomen, maar onze relatie met onze dochter was geweldig. Ze was trouwens, dat wil ik er ook bij zeggen, überhaupt één van de laatste die door die rattenziekte werd bezeten. Het zijn de andere kinderen die haar eigenlijk over de ziekelijke schreef hebben getrokken.

Het contrast met het openingsbetoog van deze scène (het fragment hieronder) is evident en illustreert hoe de personages tot elkaar worden uitgespeeld – ironisch genoeg net zozeer door elkaar als door de Rattenvanger.

burgemeester 

(…) Deze kinderen hebben namen en gezichten, beste commissie: Mijn zoon heet Bram, hij was zes jaar, acht nu. Blond haar en mooie grote ogen, intelligent, humoristisch. Een lach die feller straalde dan de zon. En dat was hij ook voor ons, de zon! En nu is het nacht, oliezwarte nacht. Net zoals Sofie de ster van jullie huis was (wijzend naar Carl) en Erika glansde in jouw huis, Paul. (…)

In het laatste deel neemt het onderwerp in kwestie zelf ook het woord: de ontheemde generatie, wiens behoeften – uiteraard – niet te reduceren zijn tot een standaardpakket aan eisen en wensen, maar die zich elk van hun eigen, particuliere situatie willen afzetten – zonder daarbij de binding met die situatie te verliezen. Ieder kind eist de ruimte op om zijn of haar eigen thuissituatie te veroordelen en daartegen in opstand te komen, zoals hun ouders dat ook gedaan hebben.

Het valt meteen op dat het idiolect van de kinderen, misschien in tegenstelling tot de verwachtingen, nagenoeg niet verschilt van dat van de volwassenen: dat is formeel, welbespraakt en steeds doordacht. Daarmee benadrukt Robbrecht eens te meer de gelijkenissen tussen de twee generaties die zich zo verschillend van elkaar wanen. En net als in hun taalgebruik, zijn de kinderen even stug en egocentrisch in hun opvattingen als de generatie boven hen.

Je zou kunnen zeggen dat De Rattenvanger per saldo gaat om wederzijdse inleving en vooral benadrukt hoe waardevol de realisatie is dat volledige inleving bij voorbaat tot mislukken gedoemd is – zowel vanuit het perspectief van de kinderen als van de volwassenen. Zo voert Robbrecht eigenlijk een pleidooi voor onbegrip als voorwaarde voor wederzijds begrip.

In De Rattenvanger construeert Robbrecht geen meerlagige personages waarmee je je verbindt, maar opvattingen waartoe je je verhoudt. Ik heb de uitvoering niet gezien, maar het statische, ondramatische karakter en de serieuze, vaak drammerige toon die de personages aanslaan, lijken bij uitstek baat te hebben bij een sterke tegenkleur in spel en regie. In het doordachte construct van Robbrecht is weinig ruimte voor kinderlijke grilligheid, voor die aanstekelijke inconsequentie die de mens – van jong tot oud – typeert en zo heerlijk maakt om te observeren.

De Rattenvanger van Joachim Robbrecht (in samenwerking met Artun Alaska Arasli en Sarah Moeremans) is het derde stuk in de collectie What’s in a Fairy Tale? De tekst is uitgegeven door De Nieuwe Toneelbibliotheek (boekje 545). Lees hier onze recensie van de opvoering van De Rattenvanger door Toneelgroep Oostpool.