Hoe desastreus de tol van de roem kan zijn bewees de plotselinge dood van de Zweedse dj Avicii eerder dit jaar. In de dolgedraaide machine die de showbusiness kan zijn gaat succes vaak hand in hand met falen op het persoonlijke vlak. Zie ook de vele drugsdoden in de wereld van de popmuziek. Het publiek is onbarmhartig, wil altijd meer, het liefst van hetzelfde. Om aan die keiharde eisen te voldoen moet je stevig in je schoenen staan. Niet iedereen is dat gegeven.

Avicii’s landgenoot Johan Wellton kent het fenomeen. De wereldberoemde jongleur, goochelaar en entertainer staat al vanaf zijn tienerjaren op de planken, alsmaar hetzelfde kunststukje herhalend. Hij hield er een goed belegde boterham aan over, vertelt hij eerlijk in zijn programma Glitch, maar opeens was de pijp leeg. Hij kon er niet meer tegen. Tegen de verwachtingen die mensen van hem hadden, de eindeloze reis die zijn leven geworden was van het ene optreden naar het andere. Door, door, door. Nooit stoppen, altijd bang om de trein te missen. Totdat die trein ontspoorde.

‘Ik ben een normaal mens dat een beetje aandacht wil.’

Terwijl hij doorratelt over de keerzijde van het succes geeft hij in sneltreinvaart een overzicht van al die zinsbegoochelende acts waaraan hij zijn stardom te danken heeft. Ballen doen dingen waarvan je niet wist dat ze ze konden. Hij jongleert geblinddoekt: de hele trukendoos gaat open. Af en toe denk je ‘hou nou eens je kop man’, maar dan besef je direct dat jezelf in die valkuil stapt. Die valkuil van de toeschouwer die wenst, nee, eist dat de kunstenaar zijn kunstje doet. Ons vermaakt, ten koste van alles.

Maar Wellton wil niet meer. Hij wil voorkomen dat hij ten onder gaat aan het vak dat hij ooit zo mooi vond. Dus laat ie zijn show op een groteske manier ontsporen. Trucs mislukken, zijn technicus gooit ballen terug, zijn kostuum vat vlam. De chaos wordt groter en groter. Totdat het hele decor, met alle attributen, veranderd is in totale kaalslag. De dolgedraaide entertainer schreeuwt ‘I fooled you all! I’m not here!’

Het is een wanhoopskreet, tegen beter weten in. Want hij heeft ons helemaal niet voor de gek gehouden. We zagen hem en hebben intens genoten van die strak geregisseerde chaos, van dat ouwehoerverhaal vol zelfbeklag. Want enige bloeddorst is het publiek niet vreemd. In ieder van ons schuilt een ramptoerist.

‘I don’t wanna die!’, probeert Fellton nog, alsof hij in een Romeinse arena de beslissing van de keizer afwacht. Hij heeft geluk, de duim gaat omhoog. Het applaus klatert.

Maar we hebben te vroeg gejuicht.

Want wat is Fellton hier nu eigenlijk mee opgeschoten? Nou heeft hij toch weer voor een enthousiast publiek zijn kunstjes laten zien. Nee, zo gemakkelijk komen we daar niet mee weg. Het is tijd voor het grote tergen. Zijn gifbeker gaat de onze worden.

De vloer wordt schoongeveegd en zes lampjes komen uit de nok van de grote tent naar beneden. Wat volgt is een ellenlang gedoe met peertjes – er komen er later nog zes bij – die door de ruimte dansen. Alsof Fellton ons niet wil laten gaan voordat we in alle rust nagedacht hebben over alles wat hij in het eerste gedeelte te berde heeft gebracht.

Helaas voor hem, het werkt niet. Het is ronduit saai wat hij laat zien en in plaats van diepe gedachten over de tol van de roem groeit de ergernis.

Glitch had een beter slot verdiend.

Foto: Martin Lundström