Wat is de waarheid? Bestaat er nog zoiets als één singuliere realiteit waarin we ons allemaal bevinden? In Glitch van het Vlaamse theatergezelschap Abattoir Fermé in elk geval niet. Vijf scènes in een haperend huis tonen de ingenieuze grip die regisseur Stef Lernous heeft op de artistieke signatuur van Abattoir Fermé.

We zien vijf monologen en dialogen, van vijf unheimische personages (gespeeld door Steve Geerts, Kirsten Pieters, Chiel van Berkel, Tine Van den Wyngaert en Tania Van der Sanden). We gaan van koning Ozymandias naar een dreigende liefdesverklaring, van een zoektocht zonder woorden naar een demonische schreeuw. Je kunt connecties vinden tussen de personages – vader en zoon, exen, geliefden – maar ze komen amper met elkaar in contact. Omdat ze in hun afgebakende stukje tijd leven, wordt het gevoel versterkt dat ze allen op hun eigen level van de waarheid zitten. Wat ze met elkaar gemeen hebben, is het huis.

Het decor (van Sven Van Kuijk) verdient een eigen karakterbeschrijving. Het huis (ís het wel een huis?) is een hoog, Escher-achtig gevaarte dat bijna tegen het grid van de zaal stoot. De trappen, liftschacht en marmeren muren roepen associaties op met hotels. De in plastic bedekte meubelen in het souterrain op het voortoneel doen eerder denken aan afgebroken renovaties. Het huis is bijna een personage op zich. Met alle haperingen en storingen lijkt het huis bijna degene te zijn die dicteert wat er gebeurt, of in elk geval, hoe de ene realiteit doorsijpelt in de andere.

De scenografie doet veel van het zware werk, maar het zijn de acteurs die de voorstelling voortstuwen. De personages zijn haast geen mensen meer. Met hun door grime uitvergrote ogen en opengesperde monden lijken ze op demonen, op poppen of robots, op wezens die uit een horrorfilm zijn weggelopen. De spelers zetten hun mimiek en fysiek op geweldige manier in om de vervreemding van deze wezens over het voetlicht te brengen.

Abattoir Fermé is een meester in het creëren van dit eigen, cryptische universum. In Glitch zijn scenografie, muziek, licht, kostuum en lichaam geraffineerd met elkaar samengevlochten. Dat begint al bij het openingsbeeld, een van de krachtigste en meest benauwende startschotten van een voorstelling sinds jaren. Door middel van een smalle witte spotlight wordt het starre gezicht van Chiel van Berkel onthuld, die als een buikspreekpop op een stoel zit. Terwijl hij met robotachtige, steengruizen stem aan een monoloog begint – compleet met klapperende onderkaak en rollende ogen – wordt er meer van het decor zichtbaar. De eerste interruptie van het huis komt ook al snel; een jump scare waar je u tegen zegt.

Glitch is filmisch en horror-achtig. De voorstelling is bij vlagen kitch en melodramatisch, bij vlagen kosmisch en lovecraftiaans. De vondst om het huis de verbindende factor tussen de vijf losse scènes te laten zijn, als decor en als handelende actor, is geniaal. Het prettige gevolg is dat er wel een onderliggend verhaal is, maar geen plot dat hoeft te worden gevolgd. De focus blijft hierdoor op de lagen realiteit en hoe er wordt gefilterd tussen de een en de ander. Zo wordt Glitch bij tijd en wijlen een levend schilderij, of een open-wereld-videospel. Rond schuifelende wezens die elk op een minimissie zijn en die op hun eigen wijze omgaan met de plek waar ze zich bevinden.

Het enige nadeel van deze insteek, is dat de scènes soms te los van elkaar blijven. Niet alle keuzes zijn even inzichtelijk voor een publiek en dat roept soms vragen op. Waarom worden er planten verplant? Waarom de tafel gehuld in plastic? Wat gebeurt er nou uiteindelijk met dat ene personage?

Glitch is echter geen voorstelling met antwoorden. Als je dit los kan laten en je over kan geven aan deze macabere wereld, dan is dit een stuk om met volle teugen van te genieten.

Foto: Sofie Jaspers